Van plaats wisselen

Van plaats wisselen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Van plaats wisselen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

in de kledingwinkel

  • jij
  • mevrouw / meneer
  • hallo zeggen
  • zoeken
  • kleding 
  • paskamer
  • is het goed?
  • andere maat?
  • andere kleur?
  • spiegel
  • hoe duur?
  • betalen
  • kassa
  • kassabon
  •  

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

in het ziekenhuis

  • jij
  • dokter
  • assistente
  • afspraak
  • pijn
  • medicijnen
  • ziek
  • bloed
  • blij
  • verdrietig

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

bij de kassa in de supermarkt

  • jij 
  • mevrouw achter de kassa
  • eten kopen
  • tas / mandje
  • hallo zeggen
  • boodschappen neerleggen

  • betalen
  • klantenkaart
  • geld
  • pinnen
  •  kassabon

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

het station

  • bus
  • trein
  • taxi
  • fiets
  • tijd

  • jij
  • conducteur
  • chauffeur
  • geld
  • OV chipkaart
  • inchecken
  •  

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

koken in de keuken

  • jij
  • je vriend / vriendin
  • je moeder
  • wat ga je eten?
  • boodschappen
  • water in de pan

  • vlees / kip
  • groente snijden
  • lekker
  •  bord, bestek
  • helpen?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

de sportdocent in de sportzaal

  • jij
  • sportdocent
  • hallo zeggen
  • wat gaan we doen?
  • zitten
  • spel

  • ballen
  • goed zo
  • ga door
  • afspraken
  • wie is winnaar?
  •  

Slide 13 - Slide