Voegwoord; lastige gevallen

Voegwoord; lastige gevallen
dat, dus, of, toen & wanneer


Yfke van Foeken, Mette Kamminga & Janna Procee
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voegwoord; lastige gevallen
dat, dus, of, toen & wanneer


Yfke van Foeken, Mette Kamminga & Janna Procee

Slide 1 - Slide

Inhoudsopgave 
  1. Wat zijn voegwoorden? 
  2. Onderschikkend & nevenschikkend voegwoord
  3. Bijwoord
  4. Betrekkelijk & aanwijzend voornaamwoord
  5. Lastige gevallen; dat, dus, toen, of & wanneer

Slide 2 - Slide

Wat zijn voegwoorden?
  • Verbindt 2 korte zinnen
  •  En, maar, want, of, als, zodat, dat, omdat, hoewel etc.

Slide 3 - Slide

Wat is het voegwoord?
Ik wilde vanochtend met de fiets naar school, maar mijn band was lek.
A
wilde
B
ik
C
maar
D
band

Slide 4 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Lisa hielp Max met zijn huiswerk, zodat hij het beter begreep.
A
zodat
B
huiswerk
C
hij
D
beter

Slide 5 - Quiz

Onderschikkend & nevenschikkend voegwoord
  • Onderschikkend, zinnen zijn afhankelijk van elkaar + begin bijzin (dat, doordat, toen, wanneer etc.)
  • Nevenschikkend, zinnen kunnen los van elkaar (en, maar, want, of, dus etc.) 

Slide 6 - Slide

Onderschikkend of nevenschikkend?
Ik wilde naar een feestje, maar ik werd ziek.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 7 - Quiz

Bijwoord
  • Geeft meer informatie
  • WW, BNW, ZNW etc.
  • Bijvoorbeeld; hier, wanneer, vandaag, hoe, nu etc.

Slide 8 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Verwijst naar eerder genoemd woord in de zin (antecedent)
  • Dat, die, wie, wat

Slide 9 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • Wijst naar iets of iemand
  • Die, dat, dit, deze 

Slide 10 - Slide

Lastige gevallen
  • Dat, dus, of, toen, wanneer
  • Voegwoord of andere woordsoorten 

Slide 11 - Slide

Dat
  • Onderschikkend voegwoord (begin bijzin, wijst niet terug)
  • Aanwijzend voornaamwoord (dat vervangbaar door dit)
  • Betrekkelijk voornaamwoord (wijst terug naar antecedent)

Slide 12 - Slide

OS.VGW / AANW.VNW / BETR.VNW?
Het liedje dat ik laatst luisterde.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

OS.VGW / AANW.VNW / BETR.VNW?
De school vertelde de leerlingen dat ze volgende week vrij krijgen.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Dus
  • Nevenschikkend voegwoorden (verbindt 2 hoofdzinnen)
  • Bijwoord (geen verbindingswoord)

Slide 15 - Slide

NS.VGW / BW?
Het wordt vast een leuke dag, dus maak je er niet druk om.
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 16 - Quiz

NS.VGW / BW?
Het sneeuwt vandaag en dus hoeven we niet naar school.
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 17 - Quiz

Of
  • Nevenschikkend voegwoord (verbindt woorden, woordgroepen of hoofdzinnen)
  • Onderschikkend voegwoord (begin van bijzin) 

Slide 18 - Slide

NS.VGW / OS.VGW?
Je baan of je auto?
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Onderschikkend voegwoord

Slide 19 - Quiz

Toen
  • Onderschikkend voegwoord (begin van bijzin)
  • Bijwoord (geen verbindingswoord) 

Slide 20 - Slide

OS.VGW / BW?
Mees was gevallen en toen bloedde hij.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 21 - Quiz

Wanneer
  • Onderschikkend voegwoord (begin van bijzin; als, indien)
  • Bijwoord (begin van een vraag; welke tijd?

Slide 22 - Slide

OS.VGW / BW?
Wanneer ik niet genoeg slaap, ben ik moe.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 23 - Quiz

Einde

Slide 24 - Slide