Klas 2 week 40 les 1 passé composé

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je oefent met de voltooide tijd

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Passé Composé
De passé composé bestaat uit:

1.) Hulpwerkwoord (meestal vorm van avoir)
2.) Voltooid deelwoord

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
J' ai mangé
Tu as joué
Il/elle a dansé
nous avons aimé
vous avez habité
ils/elles ont regardé

Slide 5 - Slide

Prends ton ordinateur

Slide 6 - Slide

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 7 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 8 - Quiz

Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Schrijf het rijtje van AVOIR op

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 11 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
Wij hebben gegeten (manger)

Slide 13 - Open question

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
Vous avez dansé

Slide 15 - Open question

Ik heb in Delft gewoond.
A
J'ai habite à Delft
B
J'ai habité à Delft
C
Je suis habité à Delft
D
Je suis habite à Delft

Slide 16 - Quiz

Ik snap de passé composé al best goed

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide