3.4 Nederland in het Interbellum

3.4 Nederland in het interbellum 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.4 Nederland in het interbellum 

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling 
  • Uitleg
  • Zelfstandig aan het werk 
  • Quizje 

Slide 2 - Slide

Herhaling
Wat zijn kenmerken van het nationaalsocialisme? 

Wat zijn kenmerken van het fascisme? 

Hoe verschillen die twee van elkaar? 

Slide 3 - Slide

Crisis
  • Economische crisis 1929 --> ook in NL 
  • Veel werklozen 
  • 2x per dag stempel halen --> kleine uitkering 
  • Werkverschaffingsprojecten --> werklozen tegen laag loon, projecten die voor de hele samenleving nuttig waren. 

Slide 4 - Slide

Crisis 
  • Door crisis overheid minder belastinginkomsten
  • Minister-president Colijn besloot minder uit te gaan geven: aanpassingspolitiek
  • Mensen hadden zo minder geld te besteden, waardoor het nog slechter ging met de economie
  • Pas na ruim 10 jaar verbeterde de economie 
  • (Samen lezen: wie was Hendrik Colijn) 

Slide 5 - Slide

De verzuiling zet door
  • Wat was Verzuiling ook alweer? (hoofdstuk 1) 

  • Communisme, fascisme + nationaalsocialisme kregen weinig aanhang 

  • De NSB --> de Nationaal-Socialistische Beweging van Anton Mussert  (zelfde denkbeelden als Italiaanse fascisten) --> nooit meer dan 8% v/d stemmen

Slide 6 - Slide

Neutraal blijven p.88
Samen lezen:
  • Colijn hoopte neutraal te blijven 
  • NL regering reageerde daarom niet op Kristallnacht 
  • Joodse vluchtelingen terug naar Duitsland gestuurd 
  • 1936 Olympische Spelen in Duitsland --> NL doet gewoon mee, anders niet neutraal. 
  • Joodse bokser Ben Bril weigert

Slide 7 - Slide

Zelfstandig aan het werk
Maak opdracht 9 --> Huiswerk voor volgende week 

Klaar:
  • Samenvatting 3.1 - 3.3 
  • Begrippen/personen/jaartallen leren 
  • Oefenen met vragen op examenblad.nl 
  • Andere opdrachten 3.4 

Slide 8 - Slide

Van wanneer tot wanneer loopt het interbellum?
A
1917-1936
B
1919-1936
C
1919-1939
D
1920-1940

Slide 9 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving: samenvoegen van kleine zelfstandige bedrijven tot 1 groot bedrijf
A
Planeconomie
B
Showproces
C
Totalitaire samenleving
D
Collectivisatie

Slide 10 - Quiz

Wie zie je op de afbeelding?
A
Stalin
B
Lenin
C
Mussolini
D
Hitler

Slide 11 - Quiz

Wat hoort niet per se bij het fascisme?
A
Een sterke leider
B
Geld = goed
C
Antisemitisme
D
Nationalisme

Slide 12 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving: politieke stroming die uitgaat van een sterk leiderschap, nationalisme, militarisme, racisme
A
Communisme
B
Fascisme
C
Nationaalsocialisme
D
Socialisme

Slide 13 - Quiz

In welk jaartal werd Hitler rijkskanselier (minister-president) van Duitsland?
A
1923
B
1930
C
1933
D
1935

Slide 14 - Quiz

Hitler is via democratische verkiezingen aan de macht gekomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Hoe heet de politieke partij van Hitler?
A
Nazi's
B
NSDAP
C
NSB

Slide 16 - Quiz

Wie was de leider van Nederland tijdens de economische crisis in de jaren '30?
A
Mussert
B
Colijn
C
Stalin
D
Schaepman

Slide 17 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving: economisch beleid van de regering om niet méér geld uit te geven dan dat er aan inkomsten is
A
Aanpassingspolitiek
B
Werkverschaffingsproject
C
Communisme

Slide 18 - Quiz