Flex 1HV - grammaire Unité 1+2+3

Flex 1HV - grammaire 
Unité 1+2+3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Flex 1HV - grammaire 
Unité 1+2+3

Slide 1 - Slide

être & avoir

Slide 2 - Slide

nous sommes
A
jullie zijn
B
wij hebben
C
wij zijn
D
zij zijn

Slide 3 - Quiz

tu as
A
jullie zijn
B
jij hebt
C
jij bent
D
zij zijn

Slide 4 - Quiz

je suis
A
ik heb
B
jij bent
C
jij hebt
D
ik ben

Slide 5 - Quiz

vous êtes
A
ik ben
B
u bent
C
jullie hebben
D
wij zijn

Slide 6 - Quiz

zij (m) zijn
A
ils sont
B
il est
C
elles sont
D
vous êtes

Slide 7 - Quiz

jij bent
A
j'ai
B
tu as
C
tu es
D
je suis

Slide 8 - Quiz

wij hebben
A
vous avez
B
nous sommes
C
ils ont
D
nous avons

Slide 9 - Quiz

werkwoorden op -er

Slide 10 - Slide

zij kijken (regarder): ils....
A
regardez
B
regardent
C
regardons
D
regarde

Slide 11 - Quiz

ik werk (travailler): je
A
travaille
B
travaillent
C
travailles
D
travaillons

Slide 12 - Quiz

Paul en Tom houden van (aimer):
Paul et Tom....
A
aime
B
aimons
C
aiment
D
aimez

Slide 13 - Quiz

bezittelijk voornaamwoorden

Slide 14 - Slide

Voilà. C'est (mijn)                maison (v).

(zijn)            parents s'appellent Bob et Suzanne

Regarde la fille. C'est (jouw)               soeur (v)?

Monsieur Duval est (haar)              prof (m)?

(mijn)                 amie (v) s'appelle Julie.

ta
mon
ma
ses
son

Slide 15 - Drag question

persoonlijke 
voornaamwoorden

Slide 16 - Slide

Julie et Sophie sont à la maison.            sont à la maison

Ma soeur habite à Paris.             habite à Paris

Les chiens (m) sont grands.             sont grands.

Monsieur Duval est prof.          est prof.

La maison est dans la rue.           est dans la rue.

il
elle
ils
elles
elle

Slide 17 - Drag question