les 1.3 persoonsvorm

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Start van de les
  •  I-pad gesloten op de hoek van je tafel.
  • Lees mee in het leesboek. Vandaag lezen jullie voor.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Grammatica- les 1.3

Slide 4 - Slide

Doel van de les

  • Waarvoor is grammatica?
  • Weten wat werkwoorden zijn.
  • De persoonsvorm kunnen benoemen.

Slide 5 - Slide

Zinnen opbouwen
wie
wat

Slide 6 - Slide

Zinnen opbouwen

onderwerp

werkwoord
wie
wat

Slide 7 - Slide

Zinnen opbouwen
wie
wat

de docent

vertelt
nu
de opdracht
aan jullie

Slide 8 - Slide

Werkwoordsvormen

Slide 9 - Slide

Pak je schrift!
Is de slide geel?

Schrijf de aantekeningen 
over in je schrift!

Slide 10 - Slide

Werkwoorden
3 soorten werkwoorden:
  • persoonsvorm
  • voltooid deelwoord
  • hele werkwoord

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm

Slide 13 - Slide

Stap 1: Persoonsvorm
Vind de persoonsvorm met de:

  • vraagproef
  • tijdproef
  • getalproef

Slide 14 - Slide

Sint heeft cadeautjes voor kinderen gekocht.
Vraagproef:

Heeft Sint cadeautjes voor kinderen gekocht?

persoonsvorm: Heeft

Slide 15 - Slide

Sint heeft cadeautjes voor kinderen gekocht.
Tijdproef:

Sint had cadeautjes voor kinderen gekocht.

persoonsvorm: Heeft

Slide 16 - Slide

Sint heeft cadeautjes voor kinderen gekocht.
Getalproef:
Sinten hebben cadeautjes voor kinderen gekocht.

persoonsvorm: Heeft

Slide 17 - Slide

Sint / heeft / cadeautjes voor kinderen gekocht.
pv:               heeft
wwg:          alle werkwoorden
ond:           

Slide 18 - Slide

Sint / heeft / cadeautjes voor kinderen gekocht.
pv:               heeft
wwg:          heeft + .....
ond:           

Slide 19 - Slide

Sint / heeft / cadeautjes voor kinderen / gekocht.
pv:               heeft
wwg:          heeft gekocht
ond:           wie / wat + wwg

Slide 20 - Slide

Sint / heeft / cadeautjes voor kinderen / gekocht.
pv:               heeft
wwg:          heeft gekocht
ond:           Sint

Slide 21 - Slide

Oefenbladzijde
Schrijf de zin op en zet een blauwe streep onder de persoonsvorm.
Schrijf onder de persoonsvorm pv.

Voorbeeld:             Ik / ga / de zin netjes overschrijven.
                                           pv
1.  Jullie gaan nu oefenen met de persoonsvorm vinden.
2. Heb je de uitleg goed begrepen?
3. Dan kun je de les makkelijk maken. 

Slide 22 - Slide

Maken Blok 1 - grammatica - les 1.3 
timer
10:00
Klaar?
  • les 1.3 af?
  • ander huiswerk
  • spelletjes uit de link in Lessonup

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Zinnen opbouwen

onderwerp

werkwoord
wie
wat

Slide 26 - Slide

Afsluiting
  • Welke werkwoordsvormen zijn er?
  • Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Huiswerk: les 1.3  afmaken
  • Volgende les: les 1.5 werkwoordsvormen                        

Slide 27 - Slide