Het bijvoeglijk naamwoord

De (vrolijk) man
A
vrolijk
B
vrolijke
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De (vrolijk) man
A
vrolijk
B
vrolijke

Slide 1 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
werkboek pagina 209 - 214

Slide 2 - Slide

"de-woorden"
=> de-woorden krijgen de verbuigingsletter -e

Slide 3 - Slide

"het-woorden"
=> het-woorden krijgen de verbuigingsletter -e

Slide 4 - Slide

het (perfect) weertje
A
perfect
B
perfecte

Slide 5 - Quiz

dat (mooi) kostuumpje
A
mooi
B
mooie

Slide 6 - Quiz

dit (warm) vuur
A
warm
B
warme

Slide 7 - Quiz

"dit/dat-woorden"
=> dit/dat-woorden krijgen de verbuigingsletter -e

Slide 8 - Slide

mijn (kleurrijk) jas
A
kleurrijk
B
kleurrijke

Slide 9 - Quiz

"bezittelijke voornaamwoorden"
=> bezittelijke voornaamwoorden krijgen de verbuigingsletter -e
(mijn, zijn, haar, ons...)

Slide 10 - Slide

Thibeaus (lang) haar
A
lang
B
lange

Slide 11 - Quiz

genitieven
=> namen van personen + bijvoeglijk naamwoord krijgen een -e

Slide 12 - Slide

Nu is het aan jullie...
Een (kaki) broek

Slide 13 - Open question

Een (lief) meisje

Slide 14 - Open question

Een (bijzonder) strikvraag

Slide 15 - Open question

De (geel) auto

Slide 16 - Open question

Mijn (stout) zus

Slide 17 - Open question

Het (zijde) sjaaltje

Slide 18 - Open question

Het (openbaar) ministerie

Slide 19 - Open question

het (bijvoeglijk) naamwoord

Slide 20 - Open question

Zonder -e
Met -e
Met -(e)n
de- woorden
het-woorden
dit/dat-woorden
met een bezittelijk voornaamwoord
met een genitief
eindigend op een klinker
het-woorden die we gebruiken met "een"
Stofnaam
vaste verbindingen

Slide 21 - Drag question