le vendredi 14 janvier

Bonjour!
Programme

- Herhaling bijwoord
- Oefenen met oef 42 en grammaticatrainer
- Oefenen met zinnen met lessonup

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour!
Programme

- Herhaling bijwoord
- Oefenen met oef 42 en grammaticatrainer
- Oefenen met zinnen met lessonup

Slide 1 - Slide

Het bijwoord

Slide 2 - Slide

Bijwoord (1)
Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord?

Exemple:
Een beleefde jongen.            Un garçon poli.
Hij groet beleefd.               Il salue poliment.

Slide 3 - Slide

Bijwoord (2)
Een bijwoord zegt iets over:
- een werkwoord          il skie bien
- een bijvoeglijk nw              un très bon skieur
- een ander bijwoord        il skie vraiment bien


Slide 4 - Slide

Bijwoord (3)
Hoe maak je een bijwoord in het Frans?
Gebruik het bijvoeglijk naamwoord!

1) Eindigt het bijv. nw op een klinker?
 bijv. poli > poliment
2) Eindigt het bijv. nw op een medeklinker?
bijv. lent > lente > lentement


Slide 5 - Slide

Wat is het juiste bijwoord?
vrai > ......

Slide 6 - Open question

Wat is het juiste bijwoord?
heureux > ......

Slide 7 - Open question

Wat is het juiste bijwoord?
premier > ......

Slide 8 - Open question

Wat is het juiste bijwoord?
aimable > .........

Slide 9 - Open question

Bijwoord (4)
Let op:
Als het bijvoeglijk naamwoord op -ENT of ANT eindigt ==> -EMMENT of AMMENT in de bijwoord vorm.
ex: prudent ==> prudemment
sufisant ==> sufisamment

behalve met het woord LENT!

Slide 10 - Slide

Bijwoord van méchant:

Slide 11 - Open question

Bijwoord (5)
Let op de volgende uitzonderingen:

Un bon photographe > Il photographie bien                (goed)
Un mauvais photographe > Il photographie mal          (slecht)
Un meilleur photographe > Il photographie mieux       (beter)

Hier is het bijwoord dus zonder '-ment'

Slide 12 - Slide

Sleep de woorden naar de goede plek!
goed
slecht
beter
mal
bon
mieux
meilleur
bien
mauvais

Slide 13 - Drag question

Vertaal: Il porte un blouson noir.

Slide 14 - Open question

Vertaal: Elle est divorcée.

Slide 15 - Open question

Vertaal: Ils sont costauds et de bonne humeur.

Slide 16 - Open question

Vertaal: Het is jammer en vervelend.

Slide 17 - Open question

Vertaal: Jij hebt blond haar en blauwe ogen.

Slide 18 - Open question

Vertaal: Het zal geweldig en leuk zijn.

Slide 19 - Open question

Vertaal: Het is een spijkerbroek van grijze stof.

Slide 20 - Open question

Vertaal: Wij hebben geen zin om erheen te gaan.

Slide 21 - Open question

A toi maintenant!
- Maken oef 42 en bijwoord oefenen met de grammaticatrainer
- Leren voor de toets


Slide 22 - Slide

les devoirs
- Oef 42 en grammaticatrainer over bijwoord af
- Leren voor de toets

Slide 23 - Slide