klas 3 Leesvaardigheid

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: en
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel
1 / 42
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: en
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 1 - Quiz

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorwaarde

Slide 2 - Quiz

Doordat de trein was vertraagd, kwam ik te laat op school.

Doordat is het signaalwoord voor ......
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 3 - Quiz

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling

Slide 4 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

dus, dan ook, concluderend, de slotsom is
A
concluderend
B
oorzaak/gevolg
C
opsommend
D
redengevend

Slide 5 - Quiz

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 6 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: bijvoorbeeld
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

op voorwaarde dat, als, indien, mits
A
concluderend
B
samenvattend
C
opsommend
D
voorwaarde

Slide 8 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daarmee
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 9 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daarnaast
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: om ... te
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: zo
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 12 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: bovendien
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: want
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: met als doel om
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 15 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daarom
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 16 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: maar
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 17 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daardoor
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 18 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: dus
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 19 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: doordat
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 20 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: al met al
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 21 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: echter
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 22 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: om ... te
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
rede
D
middel-doel

Slide 23 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: opdat
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 24 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: omdat
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 25 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: toch
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 26 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: om
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 27 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: echter
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 28 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: mits
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 29 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: vervolgens
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 30 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: doordat
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 31 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: tot slot
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 32 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daar staat tegenover
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 33 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: immers
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 34 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: al met al
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 35 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: indien
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 36 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: waardoor
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 37 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: niet alleen ... maar ook
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 38 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: door middel van
A
uitspraak-voorbeeld
B
opsomming
C
uitspraak reden
D
middel-doel

Slide 39 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: concluderend
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 40 - Quiz

Mijn moeder wil dat ik ontbijt, daarom zet zij boterhammen voor mij klaar.
Welk tekstverband herken je?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
middel-doel
D
reden

Slide 41 - Quiz

Het is goed om leerstof vaak te herhalen.
Welk tekstverband herken je?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
middel-doel
D
reden

Slide 42 - Quiz