This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Basisstof 4/5
Dominant/recessief
Mutaties
Slide 1 - Slide
Doelen
Je kunt omschrijven wat dominant en recessief betekent.
Je weet wat een mutatie is en welke gevolgen dit kan hebben.
Je weet wat mutagene stoffen zijn en wat een mutant is.
Je weet hoe kanker kan ontstaan.
Slide 2 - Slide
Dominant - Recessief
Voor iedere eigenschap heb je twee allelen. Slechts één hiervan komt tot uiting in het fenotype. Welke tot uiting komt is afhankelijk van welk allel dominant is en welke recessief.
Erfelijke eigenschappen geef je aan met letters. Je mag deze letter zelf kiezen, maar er moet een duidelijk verschil zijn tussen hoofdletter en kleine letter.
Slide 3 - Slide
Dominant gen
Dominant gen = Een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk
Het dominante gen geven we aan met een hoofdletter.
Vb. ogen
De bruine kleur van je ogen is dominant
Het wordt dan aangegeven met B
Slide 4 - Slide
Recessief gen
Recessief gen = komt alleen tot uiting in het uiterlijk als er geen dominant gen aanwezig is.
Recessief gen wordt aangegeven met een kleine letter
Vb. Ogen
Blauwe kleur van je ogen is recessief
Het wordt dan aangegeven met b
Slide 5 - Slide
Dominant of Recessief?
B=gen voor bruine ogen
b=gen voor blauwe ogen
Slide 6 - Slide
Mutaties
Bij de celdeling kan DNA beschadigd raken. De informatie over de erfelijke eigenschappen is dan veranderd.
Dit heet een mutatie, er is dan 1 of meerdere genen gemuteerd.
Als deze mutatie te zien is in het fenotype dan noem je het organisme een mutant.
Slide 7 - Slide
Mutaties
Als een mutatie voorkomt in 1 lichaamscel heeft dat weinig invloed.
Komt een mutatie voor in een geslachtscel heeft dit veel invloed.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Mutaties
Sommige mutaties zijn onschadelijk, sommige zijn schadelijk en sommige geven juist een voordeel.
Als de mutatie onschadelijk is of een voordeel geeft word deze vaak doorgegeven aan de nakomelingen. Daardoor krijg je meer variatie in genotypen.
Slide 10 - Slide
Mutagene invloeden
Sommige stralingen of stoffen zorgen ervoor dat er meer mutaties in het lichaam ontstaan.
Bijvoorbeeld: UV straling/röntgenstraling of sigarettenrook/asbest
Slide 11 - Slide
Mutant
Mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
Mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
Mutatie zichtbaar--> mutant
Slide 12 - Slide
mutatie in lichaamscel / mutatie in geslachtscel
Slide 13 - Slide
Kanker
Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen.
Hierdoor kunnen cellen zich ongeremd gaan delen, dit zorgt voor een gezwel(tumor).
Als de tumor snel groeit spreek je van kanker.
mutagene stoffen kunnen kankerverwekkend zijn.
Slide 14 - Slide
Kanker
gezwel: cellen die zich snel en ongeremd gaan delen
goedaardig: verstoord de bouw van andere weefsels niet
kwaardaardig: verstoord de bouw van andere weefsels wel
uitzaaiing (metastase): kwaad-aardige cellen verplaatsen zich via bloed of lymfe
Slide 15 - Slide
Mutant
Mutageen
Metastase
Gemuteerde cellen
Mutatie die te zien is in het fenotype
De bloodstelling aan bepaalde stralingen of chemische stoffen
Uitzaaiing cellen
Plotselingen verandering in het genotype
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Video
Slide 18 - Video
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden
Slide 19 - Quiz
Als je langdurig in de felle zon ligt, komen in je lichaam meer mutaties voor.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Door geslachtelijke voortplanting en door mutaties ontstaan steeds nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Variatie in genotypen Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting
Slide 22 - Quiz
Wat hoort bij reductiedeling?
A
Meiose
B
De chromosomen worden gesplitst
C
46 chromosomen wordt 23
D
Mitose
Slide 23 - Quiz
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 24 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat cel 6?
A
23
B
22
C
46
D
44
Slide 25 - Quiz
Bij de mitose ontstaan nieuwe cellen die..........