Les 23 - 1.8 Leestekens

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1.4 Zakelijke mail - deel 2

WELKOM

Denk aan:

Telefoon op stil in de telefoontas

Laptop, lesboek en pen op tafel

Lesdoelen

- Je weet wanneer je leestekens en aanhalingstekens gebruikt

Leestekens

• Punt - aan het einde gewone zin 
• Vraagteken - aan het einde vraagzin
• Uitroepteken - na uitroep of een bevel
• Komma
• Aanhalingstekens

Wanneer plaats je een komma?

1. Tussen twee persoonsvormen
2. Tussen de onderdelen van een opsomming
3. Voor een voegwoord
4. zowel A, B als C

Waar hoort de komma?

1. Als je Eva ziet, doe haar dan de groeten.
2. Als je Eva, ziet, doe haar dan de groeten.
3. Als je Eva ziet doe haar, dan de groeten
4. Als je Eva ziet doe, haar dan de groeten

Een komma zet je voor 'en' en 'of'.

1. juist
2. onjuist

Waar moet de komma?

1. Ik rijd hard want ik heb haast.
2. Ik rijd hard, want ik heb haast.
3. Ik rijd hard want, ik heb haast.
4. Ik, rij hard want ik, heb haast.

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was

1. Geen aanhalingstekens
2. Wel aanhalingstekens

In welke zin staan de dubbele punt en aanhalingstekens goed?

1. 'Bij de ijscokraam kun je nu asperge-ijs kopen, zei Ellen.'
2. 'Bij die ijscokraam kun je nu asperge-ijs kopen,': zei Ellen.
3. Ellen zei 'bij die ijscokraam kun je nu asperge-ijs kopen.''
4. Ellen zei: 'Bij die ijscokraam kun je nu asperge-ijs kopen.'

Aan de slag - online

H. 1.8. - opdracht 6, 7 en 8  (= blz. 57)

Eerste zeven minuten - werk je in stilte!

Daarna is zacht overleg goed.

Na zeven minuten mag je ook vragen stellen.

Lesdoelen

- Je weet wanneer je leestekens en aanhalingstekens gebruikt

Woensdag 1 november 

5e uur - oefenen mail schrijven