Grammatica - blok 4 - les 4.5

Grammatica blok 4
Les 4.5
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica blok 4
Les 4.5

Slide 1 - Slide

vorige les
  • Ik kan een zin verdelen in zinsdelen
  • Ik kan zinnen maken door zinsdelen toe te voegen

  • IK WEET WAT DE BASISZINSDELEN ZIJN.

Slide 2 - Slide

Welke 2 basisdelen heeft een goede zin?

Slide 3 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Onze kat wil steeds op het aanrecht springen.

Slide 4 - Open question

Wat is het werkwoordelijk in deze zin?

Onze kat wil steeds op het aanrecht springen.

Slide 5 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoeveel geld heb jij gespaard?

Slide 6 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Hoeveel geld heb jij gespaard?

Slide 7 - Open question

Doel van de les
  • Ik kan het onderwerp vinden in een zin
  • Ik kan de getalproef gebruiken om het onderwerp te vinden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

1. Zoek het werkwoordelijk gezegde in de zin 
2. stel de vraag:
wie/wat + werkwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Slide

Getalproef

Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. 
Ze zijn allebei enkelvoud of allebei meervoud

Slide 11 - Slide

Om het onderwerp te vinden, kun je de getalproef gebruiken. 
Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud. 
Het onderwerp verandert mee.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 14 - Slide

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 15 - Slide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
           pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?

Slide 16 - Slide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 ond   pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?
onderwerp = Joop

Slide 17 - Slide

wwg + ond. benoemen
Muzafer vertelde Sam een leuke mop.

wwg = 
onderwerp = 

Slide 18 - Slide

wwg + ond. benoemen
Muzafer / vertelde / Sam / een leuke mop.

wwg = vertelde
onderwerp = wie / wat + vertelde?

Slide 19 - Slide

wwg + ond. benoemen
Muzafer / vertelde /(aan) Sam / een leuke mop.

wwg = vertelde
onderwerp = Muzafer

Slide 20 - Slide

wwg + ond. benoemen
Muzafer / vertelde / Sam / een leuke mop.
ond.           pv + wwg

wwg = vertelde
onderwerp = Muzafer

Slide 21 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

De muizen dansen op de tafel.
A
dansen
B
tafel
C
muizen
D
de muizen

Slide 22 - Quiz

wat is het onderwerp in de volgende zin?

Mijn nieuwe jurk is groen met blauw.

Slide 23 - Open question

Maken Grammatica - blok 4 - les 4.5
timer
10:00
Klaar?

  • Lezen Gozert
  • ander huiswerk

Slide 24 - Slide