Herhaling elektriciteit (tot nu toe)

Hoofdstuk 1 Elektriciteit
(tot nu toe)

Quiz
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 Elektriciteit
(tot nu toe)

Quiz

Slide 1 - Slide

Wat is de eenheid van stroomsterkte?
A
Ampère (A)
B
Ohm (Ω)
C
Coulomb (C)
D
Kilowattuur (kWh)

Slide 2 - Quiz

Bij het rollenspel dat we in de eerste les van de periode deden, stelde een hele trage caissière een grote of een kleine weerstand voor?
A
Een grote weerstand
B
Een kleine weerstand
C
Geen van beide
D
Weet ik niet

Slide 3 - Quiz

Bij het rollenspel, wat gebeurde er wanneer de 'klanten' eerst langs de ene caissière en vervolgens langs de andere caissière moest gaan?
A
Iedereen kon snel doorlopen
B
Er ontstond een opstopping
C
Niks bijzonders
D
Weet ik niet

Slide 4 - Quiz

Waarom zal er in deze
schakeling geen stroom
gaan lopen?
A
De spanning is te klein.
B
De schuifschakelaar staat op de 'uit' stand.
C
De weerstand is te groot.
D
Er is geen gesloten stroomkring.

Slide 5 - Quiz

Bereken het vermogen van een apparaat dat een stroomsterkte van 300 mA verbruikt wanneer je een spanning van 2,0 V aanlegt.
A
600 W
B
0,60 W
C
0,15 W
D
150 W

Slide 6 - Quiz

De accu van een elektrische auto heeft een capaciteit van 40 kWh. Als de auto zuinig rijdt, levert deze een vermogen van 8,0 kW. Hoe lang kan de elektrische auto zuinig rijden?
A
5,0 h
B
8,0 h
C
5,3 h
D
12 h

Slide 7 - Quiz

Een gloeilamp verbruikt een vermogen van 30 W, waarvan maar 1,5 W nuttig wordt gebruikt. Wat is het rendement van deze gloeilamp?
A
20%
B
0,050%
C
5,0%
D
2000%

Slide 8 - Quiz

In welke richting loopt de
elektronenstroom, en in
welke richting loopt de
elektrische stroom?
A
Elektronenstroom: rood Elektrische stroom: rood
B
Elektronenstroom: rood Elektrische stroom: blauw
C
Elektronenstroom: blauw Elektrische stroom: rood
D
Elektronenstroom: blauw Elektrische stroom: blauw

Slide 9 - Quiz

Maakt het stroomnet in je huis gebruik van gelijkspanning of wisselspanning? En hoe groot is deze spanning?
A
Gelijkspanning (12 V)
B
Wisselspanning (12 V)
C
Gelijkspanning (230 V)
D
Wisselspanning (230 V)

Slide 10 - Quiz

Welke energiebron levert elektriciteit als een gelijkspanning?
A
Een waterkrachtcentrale
B
Een windturbine
C
Een zonnepaneel
D
Een kernreactor

Slide 11 - Quiz

Wat verbruikt meer energie: een magnetron
(700 W) die 1 minuut aan staat, of een lampje
(2,0 W) dat 5 uur aan staat?
Tip: gebruik
E=Pt
A
De magnetron
B
Het lampje
C
Ze verbruiken evenveel energie
D
Ik heb geen idee

Slide 12 - Quiz

Hoeveel elektronen bewegen per seconde ongeveer door een lampje wanneer er 1,0 A door het lampje stroomt?
A
16
B
1.600.000
C
1.600.000.000.000
D
16.000.000.000.000.000.000

Slide 13 - Quiz

Wat is de stroomsterkte
door weerstand . . . ?
R1
A
6,0 mA
B
10 mA
C
16 mA
D
26 mA

Slide 14 - Quiz

Bij welk verband is de constante:
c=yx2
A
Recht evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Kwadratisch evenredig
D
Omgekeerd kwadratisch evenredig

Slide 15 - Quiz

Wat kun je veranderen aan een draadje om de weerstand kleiner te maken?
A
Het draad dikker maken
B
Het draad langer maken
C
Een materiaal met een kleinere soortelijke weerstand gebruiken
D
Een materiaal met een grotere soortelijke weerstand gebruiken

Slide 16 - Quiz

Wat is de reden dat je een LDR-weerstand in een serieschakeling kunt gebruiken als sensor om de kraan automatisch aan te laten gaan?
A
De weerstand van de LDR-weerstand neemt toe, waardoor de spanning toeneemt.
B
De weerstand van de LDR-weerstand neemt af, waardoor de spanning afneemt.
C
De weerstand van de LDR-weerstand neemt toe, waardoor de stroomsterkte afneemt.
D
De weerstand van de LDR-weerstand neemt af, waardoor de stroomsterkte toeneemt.

Slide 17 - Quiz

Welk onderwerp dat we tot nu toe hebben behandeld, vind je het moeilijkst?
A
Werken met schakelingen
B
Rekenen met energie en vermogen
C
Rekenen met lading en stroomsterkte
D
Rekenen met spanning, weerstand en stroomsterkte

Slide 18 - Quiz