GS H4.4 HAVO 2A

Herhaling vorige les Liberalisme:
Thorbecke
1848 nieuwe grondwet
Koning Willem I opgevolgd door Willem II 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling vorige les Liberalisme:
Thorbecke
1848 nieuwe grondwet
Koning Willem I opgevolgd door Willem II 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat deed de nieuwe grondwet?
A
Nederland werd een Parlementaire democratie
B
Meer macht voor de koning
C
Minder macht voor de koning
D
Thorbecke werd koning

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort bij Liberalisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat willen liberalen bereiken?
A
Mannen met bezit meer invloed in het bestuur
B
Minder kinderarbeid
C
Overheid moet de arbeider beschermen
D
Minder regels voor ondernemers

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
Leerdoelen:
Je kunt uitleggen hoe en wanneer Nederland een industriële samenleving werd.
Je kunt uitleggen wat het socialisme inhoudt en waarom er twee groepen socialisten waren.
Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een sociale wet is.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waar denken jullie aan bij de Industriële revolutie in Nederland?

Slide 7 - Mind map

Ging het op dezelfde manier als in Groot -Brittannië. Zelfde omstandigheden?

Waar denken jullie aan bij het socialisme?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

De industriële revolutie in Nederland

In de tweede helft van de 19e eeuw kwam de industrie op gang:
  • I.p.v. paarden en windmolens --> stoommachines, nieuwe fabrieken, textiel, voedingsmiddelen
  • Grote havens, kanalen, sporen --> beter/sneller vervoeren
  • 1890: Zware industrie --> Scheepsbouw, machinebouw
  • Steenkoolmijn Limburg
  • Groei economie 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Zelfde slechte woon/werk omstandigheden als in Groot Brittannië?
Ja
Nee
Slechter
Beter
Anders?

Slide 10 - Poll

This item has no instructions

Om aan voedsel en kleding te komen waren de armste mensen, zieken en werklozen aangewezen op liefdadigheid:
  • Kerk, rijke burgers
  • Overheid?
  • Klassenmaatschappij 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Socialisme
Karl Marx

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Karl Marx grondlegger Socialisme
Politieke stroming die vindt dat er een eind moet komen aan de uitbuiting van arbeiders door ondernemers
  • Kapitaal moet niet in handen zijn van één klasse--> Gelijkheid
  • Klassenstrijd tussen arm en rijk?
  • Arbeiders --> Revolutie
  • Privébezit afschaffen  

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Einde klassenmaatschappij

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat hoort bij Socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Kwam de industrie laat of vroeg op gang in Nederland?
A
Vroeg
B
Laat

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is Socialisme?
A
Politieke stroming die vindt dat er een eind moet komen aan de uitbuiting van arbeiders door ondernemers.
B
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wie is dit?
A
Willem II
B
Thorbecke
C
Karl de Grote
D
Karl Marx

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Socialisme
Niet alle socialisten geloofden dat klassenstrijd en revolutie nodig was:
  • Sociaaldemocratie (Gematigde stroming die de werk- en leefomstandigheden van arbeiders wil verbeteren via wetgeving in het parlement, niet door een revolutie)


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Socialisme
Praktijk:
  • Arbeiders verenigen met hetzelfde beroep --> Vakbond
  • Vakbond--> Onderhandelen over lonen, werktijden

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Socialisme
Luisterden de ondernemers niet? Dan kon de vakbond een staking uitroepen ----> 
Andere manier om leef/werkomstandigheden te verbeteren?
  • Via het parlement wetten maken?
  • Stemrecht?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De eerste sociale wetten
Eerste verbeteringen eind 19de eeuw
  • Door de industrialisatie armoede, slechte woon/werkomstandigheden van arbeiders (Sociale kwestie)
  • 1872 Einde verbod op vakbonden

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De eerste sociale wetten
  • 1874 Eerste sociale wet --> 'Kinderwetje van Van Houten'
  • Geen kinderarbeid, onder de 12
  • Het gold niet voor kinderen die in de huishouding of landbouw werkte

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wanneer was het Kinderwetje van Van Houten?
A
1872
B
1874

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met de Sociale kwestie?
A
Een wet die leef en werkomstandigheden van mensen verbeterd
B
Probleem van armoede en slechte woon en werkomstandigheden van arbeiders
C
Politieke stroming die vind dat er een eind moet komen aan de uitbuiting van arbeiders door ondernemers

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

De eerste sociale wetten
Na het 'kinderwetje' rond 1900:
  • Overheid ging eisen stellen aan woningen
  • Verbod huren onbewoonbare krotten
  • Leerplicht
  • Betere medische zorg voor armen
  • Aanleg riolering

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Genoeg verandering? Waarom wel of niet?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

De eerste sociale wetten
Eerste politieke partij (SDAP) Sociaaldemocratische Arbeiderspartij:
  • Korte werktijden, hoge lonen
  • Arbeiders kiesrecht
  • 1848 --> Rijke mannen
  • 1917 --> Alle mannen kiesrecht
  • 1919 --> Algemeen kiesrecht 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Vanaf wanneer is Nederland een echte democratie? Waarom dan?

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

Lees H4.4 Beantwoord de vragen:
  1. Noem 4 manieren waarop arbeiders in de 19de eeuw hun positie konden verbeteren?  
  2. Leg uit dat het Kinderwetje van Van Houten een sociale wet was.
  3. Waarom zijn er 2 groepen Socialisten? 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Lees H4.4 Beantwoord de vragen:
  1. Noem 4 manieren waarop arbeiders in de 19de eeuw hun positie konden verbeteren?  Revolutie, demonstreren, vakbond, politieke partij, wetten, staken,
  2. Leg uit dat het Kinderwetje van Van Houten een sociale wet was? Sociale wet is bedoel voor verbetering leef/werkomstandigheden. Kinderwet was voor jongeren tot 12.
  3. Waarom zijn er 2 groepen Socialisten? Socialisten die via een revolutie gelijkheid wilden en socialisten die via wetten, vreedzaam verandering willen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

H4.6 Spotprenten

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat weten jullie over spotprenten?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

H 4.6 Spotprenten
Bron 1. Albert Hahn (1877-1918) was een belangrijk politiek tekenaar in Nederland. Hij kwam uit een arm gezin en was een groot voorstander van het socialisme. Een spotprent van Albert Hahn uit 1908. ‘Gieren’ betekent: heel hard lachen.

Stap 1 :Schrijf zoveel mogelijk gegevens op uit de bron. (door wie is het gemaakt, datum, plaats)


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wanneer werd de spotprent gemaakt?
A
2008
B
1917
C
1900
D
1908

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

H 4.6 Spotprenten
Stap 2: Wat zie je allemaal op de spotprent? (Personen, voorwerpen, dieren, symbolen, figuren , tekst)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat zie je allemaal op de spotprent?

Slide 37 - Mind map

This item has no instructions

H 4.6 Spotprenten
Stap 3:  Je moet de bron interpreteren: Wat is de boodschap van de tekenaar? 
Wat zou hij/zij willen uitbeelden of duidelijk maken?  Wat is de mening van de tekenaar?

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Het bijschrift van de spotprent is: ‘Is het niet om te gieren? Die bende wil hetzelfde kiesrecht hebben als ik!’ Wie zegt dit?
A
de man op de voorgrond
B
de vrouw op de voorgrond
C
de tekenaar zelf
D
de mensen op de achtergrond

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de personen op de voorgrond positief of negatief afgebeeld?
A
Positief
B
Negatief
C
Anders

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Over welke gebeurtenis/begrip/persoon gaat de spotprent?
A
de sociale kwestie
B
industriële revolutie
C
kiesrecht
D
koning Willem I

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Met welke maatschappelijke groep wordt in deze spotprent de spot gedreven?
A
Rijke mannen
B
Kapitalisten die niet willen dat arme mensen stemrecht krijgen
C
De arme arbeiders die aan het demonstreren zijn
D
De middenklasse

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Albert Hahn (1877-1918) was een belangrijk politiek tekenaar in Nederland. Hij kwam uit een arm gezin en was een groot voorstander van het socialisme. Een spotprent van Albert Hahn uit 1908. ‘Gieren’ betekent: heel hard lachen.
Wat zie je op de spotprent?
Schrijf zoveel mogelijk gegevens op uit de bron. (door wie is het gemaakt, datum, plaats)

Slide 43 - Mind map

This item has no instructions

Wat zie je op de spotprent?
Wat zie je allemaal op de spotprent? (Personen, voorwerpen, dieren, symbolen, figuren , tekst)

Slide 44 - Mind map

This item has no instructions

Wat zie je op de spotprent?Wat is de boodschap van de tekenaar?

Slide 45 - Mind map

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions