2.4 elektriciteit en veiligheid

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

2.4 

Electriciteit en veiligheid

Doelen van de les

De leerling kent de gevaren van elektriciteit

De leerling kan veiligheidsmaatregelen in huis noemen en kent de onderdelen in de meterkast

De leerlingen kent de begrippen randaarde en aardlekschakelaar

Planning van de les

Korte herhaling paragraaf 3

introductie paragraaf 4

Zelfstandig aan de slag

Overbelasting

We spreken van overbelasting

als we zoveel stroom vragen, 

dat de totale stroomsterkte in 

een groep boven de 16 A uitkomt. 

We kijken daarbij vaak naar het totale vermogen. Een groep kan maximaal (230 V x 16 A = ) 3680 W hebben.

Kortsluiting

Bij kortsluiting neemt de stroom

een kortere weg (de weg van de 

minste weerstand). Normaal bepaald 

een apparaat in de kring hoeveel stroom

er nodig is.

Als de stroom een kortere weg kan nemen, is de weerstand vaak heel erg laag. De stroom wordt dan heel erg hoog en schakeld dan uit.

Meterkast

Stroomsterkte

Randaarde beschermt:

1. Het huis tegen brand
2. De mens tegen stroom

Randaarde zit op apparaten met:

1. Een houten omhulsel
2. Een metalen omhulsel

Apparaten hebben vaak een kunstof omhulsel. Dit bied bescherming voor:

1. Het huis
2. De mens

De aardlekschakelaar beschermt:

1. Het huis
2. De mens

De aardlekschakelaar onderbreekt de stroomkring als:

1. Het stroomsterkte verschil kleiner is dan 30 mA
2. Het stroomsterkte verschil groter is dan 30 mA

Het is toch helemaal fout gegaan, en een huisgenoot staat onder stroom. Ik:

1. Grijp hem vast en trek hem weg van de bron.
2. Ik pak een houten bezemsteel en sla hem weg van de bron.

Zelfstandig aan de slag

H maak paragraaf 4

V maak paragraaf 3 af.