1. Wat was een 'setting'?
De setting is de 'vibe' van een verhaal
2. Welke twee dingen hebben invloed op de setting van een verhaal?
Ruimte en tijd. Bijvoorbeeld: donker, grauw en jaren '40 = negatief.
Zonnig, mooi weer en tegenwoordig klinkt positiever.
3. Wat was het verschil tussen chronologisch en niet-chronologisch?
Chronologisch = het verhaal wordt in de waargebeurde volgorde verteld. Niet-chronologisch is dat het verhaal in een andere volgorde wordt verteld dan hoe het daadwerkelijk is gegaan.
4. Wat betekenen terugverwijzingen, vooruitwijzingen en flashbacks en waar horen deze bij?
Terugverwijzing = korte terugblik naar het verleden (1 zin). Vooruitwijzing = korte blik naar toekomst. Flashbacks = verhaal wordt onderbroken en gaat terug naar het verleden.