theorie les hoofd hals anatomie hdst 7 8 en 9

theorie les hoofd hals anatomie hdst 7 8 en 9
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AnatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

theorie les hoofd hals anatomie hdst 7 8 en 9

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Aan het eind van de les kunnen jullie:

morgen een 10 halen 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we bespreken/doen : 
Herhalen
-    de mond en keelholte 
- de tong 
- de speekselklieren 



Slide 3 - Slide

Mond en keel holte 

De mond is niet alleen belangrijk bij spreken, ademhalen en smaak maar maakt ook deel uit van het spijsverteringskanaal. Al het voedsel wat gegeten wordt, wordt bewerkt voordat de voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden. De bewerking kan mechanisch (kauwen) of chemisch zijn.


Het spijsverteringskanaal heet tot taak het voedsel op te nemen, te transporteren en af te breken.

Aan het begin van de spijsvertering is de mond. In de mondholte wordt voedsel gekauwd en vermengd met speeksel.

Door het kauwen wordt het voedsel kleiner en door toevoeging van het speeksel is het makkelijk door te slikken.

Slide 4 - Slide

Mondholte 
Aan de voor en zijkant wordt de mondholte begrensd door de lippen en wangen.

Aan de bovenzijde bevind zich het gehemelte en aan de onderzijde ligt de mondbodem.

In de mondholte zijn een aantal structuren te onderscheiden:

Aan de voorkant zitten je lippen, deze zijn bekleed met epitheel (= dekweefsel)
Aan de binnenkant van de lippen is dit niet verhoornd epitheel
Aan de buitenkant van de lippen is het epitheel wel verhoornd.
De overgang tussen de binnen en buitenkant van de lippen wordt gevormd door lippenrood en dit is gedeelte verhoornd.
Aan de binnenkant van de lippen bevindt zich het lipbandje of frenulum. Dit is een bindweefselstreng die zichtbaar wordt al je je lip naar voren trekt.
Functie van de lippen: spreken maar ook zijn de lippen een belangrijk tastorgaan doordat er veel zenuwuitlopers in de lippen zitten.





Slide 5 - Slide

Mondholte    Wangen
Aan de zijkanten van de mondholte zijn je wangen (= bucca).

 
De wang bevat veel spierweefsel. Hierdoor wordt de wang op spanning gehouden en kan het voedsel vanuit de vestibulum oris, tussen de kiezen geduwd worden en zo kun je je eten kauwen.

Het vestibulum oris is de ruimte tussen de lippen, wangen en de buitkant van de tanden en kiezen.

Functie wangen:
Doordat er fijne bewegingen mogelijk zijn en zo de vorm van je mond veranderd kan worden, hebben de wangen een belangrijke rol bij spreken.
De binnenzijde van de wang is bekleed met niet verhoornd epitheel.
Bij de 1e kies in de bovenkaak is een knopvormige verdikking, dat is de plaats waar de uitvoergang van de oorspeekselklier ( glandula parotis) in de mondholte uitkomt.


Slide 6 - Slide

Mondholte         tong
Eigenlijk wordt de mondholte gevormd door het cavum oris.
Het cavum oris is de ruimte die aan de binnenkant van je gebit ligt. In rust is deze ruimte gevuld door je tong.

Functie van de tong: Spraak, smaak en slikken.

Als je de tong omhoog doet, is er onder de tong een tongbandje te zien. Onder de tong is de mondbodem.

Het slijmvlies van de mondbodem is niet- verhoornd epitheel.

In de mondbodem zijn de uitvoergangen van de onderkaak-speekselklier ( glandula submandularis) en de ondertong- speekselklier ( glandula submandibularis) aanwezig.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Mondholte
De uitvoergang van de glandula submandibularis is een kleine verdikking achter de ondertanden, links en rechts naast het tongbandje.
  

De bovenkant van het cavum oris is het gehemelte (palatum)
Het voorste deel hiervan heet het harde gehemelte ( palatum durum) en is onderdeel van de bovenkaak (Maxilla) en is een botplaat waarover een stug slijmvlies zit. In dit slijmvlies zit een groot aantal kleine speekselkliertjes.

Het achterste gedeelte heet het zachte gehemelte ( palatum molle) dit deel wordt niet door bot ondersteund en daardoor kan het bewegen. In het midden zit een aanhangsel, dit is de huig ( uvula).

Bij het slikken sluit zachte gehemelte en de huig sluit de neusholte af zodat er geen voedsel in je neus komt.
De overgang van het harde naar zachte gehemelte is zichtbaar als een lijn die van links naar rechts over het gehemelte loopt, dit kun je vooral goed zien wanneer iemand AAAAAA zegt. Daarom heet het ook de A-lijn.

Slide 9 - Slide

Mondholte 
Aan beide zijden van de huig liggen 2 slijmvliesplooien achter elkaar. De zijn de gehemelte bogen. 
In het onderste gedeelte liggen de keelamandelen ( tonsilla palatina). 

Deze bevatten lymfeweefsel en hebben een rol bij de lichaamsafweer.

Tussen de gehemeltebogen ligt het keelgat waardoor de mondholte overgaat in de keelholte.

Slide 10 - Slide

Keelholte 
Het bovenste deel van de pharynx ligt achter de neusholte en heet neuskeelholte (naso-pharynx). Hierin bevinden zich de neusamandelen ( tonsilla pharyngea). Deze hebben een functie bij de lichaamsafweer doordat ze lymfatisch weefsel bevatten.
De neuskeelholte en het middenoor zijn met elkaar verbonden door de buis van Eustachius.
Als je slikt opent de buis van Eustachius zich en wordt de druk in het middenoor in het trommelvlies gelijk gemaakt aan beide zijden.
Naar beneden toe sluit de keelholte aan op de slokdarm en de luchtpijp. Het strotklepje (epiglottis) zit achter de tong en zorgt ervoor dat er geen voedsel in de luchtpijp komt. Het strotklepje kan naar achter kantelen en zo de luchtpijp afsluiten tijdens het slikken,

Slide 11 - Slide

Tong 
Een van je grootste organen in de mondholte is je tong. Deze zit vast aan het tongbeen en aan de onderkaak (Mandibula). 
De tong bestaat uit zeer flexibel spierweefsel en is aan de buitenzijde bedekt met slijmvlies. Dit slijmvlies bestaat uit meerlagig epitheel en is niet verhoornd.
Op dit epitheel zitten de smaakpapillen.

Functies van de tong: belangrijk bij eten, het spreken en is een zintuig voor smaak, tast en temperatuur.

Er lopen veel bloedvaten en zenuwen door de tong. Daarom bloed de tong ook erg wanneer er een wondje aan zit. Maar door de goede bloedvoorziening geneest je tong ook weer snel.

Roken en alcohol hebben een slechte invloed op het mondslijmvlies en op de tong. Als er klachten zijn aan de tong verdwijnen deze vaak snel en vanzelf. Soms helpen tips en adviezen voor een goede mondhygiene en een goede conditie.

 Tijdens de controle kijkt de tandarts naar de tong om tongaandoeningen vroegtijdig op te sporen.

Slide 12 - Slide

Tong 
Op de tong bevinden zich verhevenheden die ook wel papillen genoemd worden. Deze papillen hebben een functie bij de smaak en de tast.

 Er zijn 3 soorten papillen:
1. Draadvormige papillen, zitten midden op de tong, hebben tastfunctie
2. Paddenstoelvormige papillen, aan de zijkant van de tong, smaakfunctie
3. Ronde papillen, achterop de tong en hebben smaakfunctie.

Smaakpapillen kunnen alle smaken onderscheiden, zoet zout zuur en bitter.
Vroeger dachten ze dat dit anders was maar onderzoek heeft aangetoond dat dit niet zo is en dat de smaak voor 95 % door wat je ruikt wordt beïnvloed.




Slide 13 - Slide

Tong 
Binnen in de tong lopen de intrinsieke tongspieren. Deze kunnen de vorm veranderen, bijv platter of smaller worden. 
Dit is belangrijk bij het eten en spreken.

De spieren die van buitenaf naar de tong toe lopen heten de extrinsieke tongspieren. En hebben als doel beweging van de tong mogelijk te maken zodat die naar links en rechts kan.

De grootste extrinsieke tongspier is de musculus genioglossus, en zit vast aan de binnenkant ter hoogte van je kinpunt en kan de tong naar voren trekken.

Slide 14 - Slide

Tong 
De tong heeft als rol bij het eten om je voedsel door de mond te verdelen zodat er goed gekauwd kan worden. Daarna duwt de tong het voedsel richting de keel waarna het doorgeslikt kan worden.

Je stemgeluid komt vanuit je strottenhoofd door de stembanden. Door de gezichtspieren (wangen) heel fijn te bewegen en door de mondholte van vorm te laten veranderen door de tong kun je zeer verschillende geluiden produceren. 
Dit noem je articulatie.
Als je tong niet goed functioneert kan dat spraakproblemen opleveren.

Slide 15 - Slide

Tong
Op het achterste gedeelte van de tong bevindt zich lymfatisch weefsel, tongamandel (tonsilla lingualis). En heeft als functie bij de lichaamsafweer tegen ziekteverwekkers. Er zitten witte bloedcellen in die helpen bij de bestrijding van infecties in het bovenste deel van de luchtpijp.

 
In het begin van de infectie zullen de tonsillen opzwellen => tonsillitis. Je kunt dan flinke slikklachten krijgen, ook hoofdpijn, koorts keelpijn en stemproblemen komen voor.

Rondom het keelgat zit inde vorm van een ring nog meer lymfatisch weefsel, dit noem je de ring van Waldeyer.

 Deze ring bestaat uit de tongamandel, de keelamandel, neusamandel en de amandel rond de buis van Eustachius.
De neusamandel is bij de geboorte heel klein, groeit tot ongeveer 8 jaar en wordt dan weer kleiner. Soms is deze bij de volwassene nog aanwezig.

Slide 16 - Slide

Speekselklieren
Speeksel is belangrijk voor de gezondheid. Speeksel helpt niet alleen als je iets wilt eten, maar houdt ook je mond vochtig en zorgt dat je makkelijk kan slikken.

 
Speeksel beschermt ook tegen ziekte en cariës.

Speeksel wordt geproduceerd in speekselklieren en deze spelen een belangrijke rol bij de spijsvertering. 

 Als er storingen zijn in de speekselproductie, heeft dat grote gevolgen voor de mondgezondheid, er ontstaan dan vaak ernstige cariës en ontstekingen van de slijmvliezen en tong.


Slide 17 - Slide

Speekselklieren
Het is in de mond vochtig en warm waardoor de mond een broedplaats is voor micro organismen, een van die organismen is de bacterie Streptococcus Mutans, die cariës veroorzaakt.

 
Deze bacterie zet suikers om in zuur, zuur ontkalkt het glazuur (demineralisatie) en er ontstaat een gaatje ( cariës).

Het speeksel heeft een remmende invloed en kan de schade voor het lichaam beperken. 

Ook bevat speeksel mineralen. Hierdoor kan een ontkalking weer ongedaan gemaakt worden (remineralisatie) en herstelt het gebit zich weer. 
 Dit lukt alleen wanneer de mondhygiëne goed is.


Slide 18 - Slide

Speekselklieren 
Per dag produceer je ongeveer 0,5 -1 liter speeksel maar dit verschilt van mens tot mens. Tijdens de slaap wordt er nauwelijks speeksel geproduceerd, terwijl er tijdens het eten een overvloed aan speeksel is.

Vooral de oorspeekselklier is erg flexibel in de afgifte van speeksel, deze klier produceert een waterig, dun speeksel en wordt sereus speeksel genoemd.

De andere speekselklieren produceren speeksel dat eiwitten bevat. Dit is muceus speeksel. 
 Muceus speeksel is dikker , heeft een smerende werking en reageert minder op stimulerende prikkels dan de oorspeekselklier.


Slide 19 - Slide

Speekselklieren 
Het grootste deel van het speeksel wordt geproduceerd door 3 paar grote speekselklieren.

 
Deze speekselklieren liggen voor het oor, onder de tong en rond de mondbodem van de onderkaak.

Het latijnse woord voor klier is glandula en kan afgekort worden tot gl.

De 3 grootste speekselklieren zijn:

1. Glandula parotis = oorspeekselklier
2. Glandula mandibularis = onderkaakspeekselklier
3. Glandula sublingualis = ondertongspeekselklier



Slide 20 - Slide

Speekselklieren 

Glandula parotis of oorspeekselklier ligt voor het oor, op de buitenzijde van de opstijgende tak van de onderkaak en loopt door tot over de kaakhoek. 

 Heeft 1 lange afvoergang en mondt zich uit bij de 1e molaar boven. 

 Produceert dun waterig speeksel ( sereus) . 

Deze klier is vooral actief bij het eten. 

Slide 21 - Slide

Speekselklieren 

Glandula sublingualis of ondertongspeeksel klier, ligging onder de tong, bovenop de spieren van de mondbodem. 
Heeft een groot aantal kleine afvoergangen die uitkomen op het slijmvlies onder tong.

Produceert een dik slijmerig speeksel. 
 Dit muceuze speeksel beschermd de mond tegen uitdroging en beschadiging door spreken of kauwen.
 De productie is gedurende de dag constant.

Slide 22 - Slide

Speekselklieren
Glandula submandibularis of onderkaakspeekselklier, ligt gedeeltelijk op de mondbodem op de achterrand van de m. mylohyoideus en buigt om deze spier naar beneden,

 heeft 1 lange afvoergang en loopt dan verder door naar voren om achter bij de onderincisieven uit te komen.

 
Het speeksel is overwegend sereus en voor een deel muceus.

Soms ‘spuit’ het wel eens omhoog wanneer een patiënt bij je in de stoel ligt.

Slide 23 - Slide

Leren 
Wat we vandaag besproken hebben moeten jullie leren. 

Vragen? 

Slide 24 - Slide