De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met -e): – lekker: een lekker dessert; het lekkere dessert.
- lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord --> zet een -e achter het woord: klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.
- Let op: soms moet je daarnaast
een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): lief → lieve; naïef → naïeve.
een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): grijs → grijze; serieus → serieuze.
de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: fris → frisse; glad → gladde.
een a, e, o of u (klinker) weghalen: traag → trage; zuur → zure.
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -en: houten, papieren, wollen, maar niet altijd (een nylon tas).