herhaling werkwoordspelling

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Als het werkwoord een PV is in de tegenwoordige tijd 
Als het een PVTT  (pv in de tegenwoordige tijd) is: één van deze vier opties! 
 











       

Ik- vorm
Ik bestel een pizza.
Ik word vaak geholpen.
Ik- vorm + t
Jij bestelt een pizza.
Mijn neef bestelt een pizza.
Jij wordt vaak geholpen.
Mijn neef wordt vaak geholpen.
Het hele ww
Wij bestellen een pizza.
Wij worden vaak geholpen.
ww voor "jij"
Bestel jij een pizza?
Word jij vaak geholpen?
Alleen hier kan je dt krijgen!!

Slide 2 - Slide

Als het werkwoord een PV is in de verleden tijd en een ZWAK ww is 
Als het een zwakke PVVT (pv in de verleden tijd) is: één van deze twee opties= 
+ te(n)/ +de(n)                                                                                                                             Gebruik 'T KoFSCHiP X 

 











       

stam + te 
stam + de

Enkelvoud
Ik wachtte op de bus.
Jij wachtte op de bus. 
Mijn neef wachtte op de bus.
Ik bestelde een pizza.
Jij bestelde een pizza.
Mijn neef bestelde een pizza.
stam + ten
stam + den

Meervoud
Wij bestelden een pizza.
Jullie wachtten op de bus.
Hier kan je NOOIT dt krijgen!!

Slide 3 - Slide

Als het werkwoord een PV is in de verleden tijd en een STERK ww is 
Als het een sterke PVVT (pv in de verleden tijd) is: 

  • Klank verandert = vraag/ vroeg - word/ werd - loop/ liep  
  • Schrijf het zo kort mogelijk 
  • Schrijf het zoals je het hoort/ kent  







       

Slide 4 - Slide

Als het werkwoord géén PV in de zin is
3. Dan is het: infinitief (inf)--> het hele werkwoord 
Ik ben een pizza aan het bestellen.
4. Gebiedende wijs (gw): --> een bevel --> je schrijft altijd de ik-vorm
Bestel een pizza! Word nou eens volwassen. Stem op GroenLinks!
5. Voltooid deelwoord (vd) --> laat zien dat iets af is --> begint vaak met -ge, soms met -be, -ver, - her of -ont. --> Gebruik 'T KoFSCHiP X 
Ik heb een pizza besteld (bestelde). Wij hebben op de bus gewacht (wachtten).
onvoltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord) 
Het voltooid deelwoord van sterke ww-en eindigt op -en = Geholpen, geschreven, gelopen.
6. Onvoltooid deelwoord (od) --> laat zien dat iets nog bezig is --> Schrijf het hele ww + d.
Lachend fietste ik naar huis. Die man loopt schreeuwend over straat.
7. Bijvoeglijk naamwoord (bn) -->  Van een vd en een od kan je een bijvoeglijk naamwoord maken. Het woord zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord en is geen werkwoord meer. 
Als vd of od eindigend op een -d of -t -->  + e  = De bestelde pizza. / De schreeuwende man.  (ZO KORT MOGELIJK)
Als vd eindigend op -en  --> +   ook -en = De geholpen vrouw. De geschreven brief. 


       

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 6 - Quiz

Hoe moet het wél
gespeld worden?
Welke regel (1 - 7) pas je
dan toe?

Slide 7 - Open question

Hoe moet het wél
gespeld worden?
Welke regel (1 - 7) pas je
dan toe?

Slide 8 - Open question

Hoe moet het wél
gespeld worden?
Welke regel (1 - 7) pas je
dan toe?

Slide 9 - Open question

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 10 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 11 - Quiz

Hoe moet het wél
gespeld worden?
Welke regel (1 - 7) pas je
dan toe?

Slide 12 - Open question

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 13 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 14 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 15 - Quiz

Hoe moet het wél
gespeld worden?
Welke regel (1 - 7) pas je
dan toe?

Slide 16 - Open question

werkwoordspelling
A
De oude man bestuurt de auto
B
De oude man bestuurd de auto

Slide 17 - Quiz

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 18 - Drag question

werkwoordspelling
A
George en Bas brandde het hele pand af.
B
George en Bas brandden het hele pand af.

Slide 19 - Quiz