3. Dan is het: infinitief (inf)--> het hele werkwoord
Ik ben een pizza aan het bestellen.
4. Gebiedende wijs (gw): --> een bevel --> je schrijft altijd de ik-vorm
Bestel een pizza! Word nou eens volwassen. Stem op GroenLinks!
5. Voltooid deelwoord (vd) --> laat zien dat iets af is --> begint vaak met -ge, soms met -be, -ver, - her of -ont. --> Gebruik 'T KoFSCHiP X
Ik heb een pizza besteld (bestelde). Wij hebben op de bus gewacht (wachtten).
onvoltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord)
Het voltooid deelwoord van sterke ww-en eindigt op -en = Geholpen, geschreven, gelopen.
6. Onvoltooid deelwoord (od) --> laat zien dat iets nog bezig is --> Schrijf het hele ww + d.
Lachend fietste ik naar huis. Die man loopt schreeuwend over straat.
7. Bijvoeglijk naamwoord (bn) --> Van een vd en een od kan je een bijvoeglijk naamwoord maken. Het woord zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord en is geen werkwoord meer.
Als vd of od eindigend op een -d of -t --> + e = De bestelde pizza. / De schreeuwende man. (ZO KORT MOGELIJK)
Als vd eindigend op -en --> + ook -en = De geholpen vrouw. De geschreven brief.
Slide 5 - Slide
Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 6 - Quiz
Hoe moet het wél gespeld worden? Welke regel (1 - 7) pas je dan toe?
Slide 7 - Open question
Hoe moet het wél gespeld worden? Welke regel (1 - 7) pas je dan toe?
Slide 8 - Open question
Hoe moet het wél gespeld worden? Welke regel (1 - 7) pas je dan toe?
Slide 9 - Open question
Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 10 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.
Slide 11 - Quiz
Hoe moet het wél gespeld worden? Welke regel (1 - 7) pas je dan toe?
Slide 12 - Open question
werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 13 - Quiz
werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 14 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 15 - Quiz
Hoe moet het wél gespeld worden? Welke regel (1 - 7) pas je dan toe?
Slide 16 - Open question
werkwoordspelling
A
De oude man bestuurt de auto
B
De oude man bestuurd de auto
Slide 17 - Quiz
De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)