6. Dienstverlening

6. Dienstverlening
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, schrift en pen
op tafel en maak deze opgave:
timer
5:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6. Dienstverlening
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, schrift en pen
op tafel en maak deze opgave:
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Voor het beantwoorden van deze vraag moet je kennen:
- De vier sectoren;
- Het begrip automatisering.

En kunnen:
- Gebruiken van een bron;
- Beargumenteren van je antwoord.

Slide 2 - Slide

Doelen
1. Je kan het verschil tussen commerciële en niet-commerciële dienstverlening uitleggen.

2. Je kan beschrijven welke invloed industrie en diensten hebben gehad op de inrichting van de ruimte.

Slide 3 - Slide

In welke sector werkt deze mevrouw?
A
Tertiaire sector
B
Quartaire sector

Slide 4 - Quiz

In de tertiaire sector werk je voor een bedrijf dat als doel heeft om winst te maken.

Dit heet commerciële dienstverlening.

De quartaire sector is niet-commerciële dienstverlening.

Slide 5 - Slide

Werk heeft invloed op hoe de omgeving eruit ziet.

1. Door industrie gingen arbeiders bij fabrieken in de buurt wonen en ontstonden steden (urbanisatie).

Slide 6 - Slide

2. De zware industrie heeft veel ruimte nodig, het liefst aan het water.

3. De lichte industrie heeft meer keuze voor waar het zit. Als een bedrijf niet aan één plek vast zit, heet dat footloose.

Slide 7 - Slide

4. De dienstensector (vooral de tertiaire) maakt dat veel steden een centrum met kantoren hebben. Dit is het CBD van het vorige hoofdstuk.

Slide 8 - Slide

Dit hebben we geleerd:
1. Je weet wat het verschil is tussen commerciële en niet-commerciële dienstverlening.

2. Je kan vier manieren noemen waarop industrie en dienstverlening invloed hebben op de omgeving.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maak: de opgaven in deze LessonUp.

Hoe? In je schrift. Gebruik je boek (B206 en B207) bij de opdrachten.
Met wie? Je mag samenwerken met je buur.
Klaar? Noteer in je schrift de leerdoelen van deze les en schrijf de antwoorden/uitwerkingen erbij.
Tot hoe laat? 10 minuten voor einde les, dan Blooket.

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Lees B206.
a. In welke twee delen is de dienstensector op te delen?
b. Wat is het grootste verschil tussen deze twee delen?

Slide 11 - Slide

Opdracht 1
a. In welke twee delen is de dienstensector op te delen?
De commerciële en de niet-commerciële dienstverlening.
b. Wat is het grootste verschil tussen deze twee delen?
Bij de commerciële draait het om geld verdienen, bij de niet-commerciële draait het om mensen helpen.

Slide 12 - Slide

Opdracht 2
Lees B206. Bekijk de grafiek op de volgende slide.
a. Noem twee voorbeelden van banen uit de tertiaire sector.
b. Noem twee voorbeelden van banen uit de quartaire sector.
c. Hoeveel mensen zijn er werkzaam in de dienstensector?
d. Welke sector is groter, de tertiaire of de quartaire sector?
e. In welk deel van de tertiaire sector zijn de meeste mensen werkzaam?
f. In welk deel van de quartaire sector zijn de meeste mensen werkzaam?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Opdracht 2
a. Noem twee voorbeelden van banen uit de tertiaire sector.
Bv. winkelier, makelaar, postbezorger, kapper etc.
b. Noem twee voorbeelden van banen uit de quartaire sector.
Bv. docent, arts, politieagent, minister etc.
c. Hoeveel mensen zijn er werkzaam in de dienstensector?
Volgens de grafiek 6,5 miljoen.
d. Welke sector is groter, de tertiaire of de quartaire sector?
De tertiaire sector
e. In welk deel van de tertiaire sector zijn de meeste mensen werkzaam?
In handel en vervoer
f. In welk deel van de quartaire sector zijn de meeste mensen werkzaam? In gezondheid/welzijn

Slide 15 - Slide

Opdracht 3
Lees B206 en bekijk de afbeelding.
a. Is deze man werkzaam in de tertiaire of quartaire sector?
b. Leg je antwoord bij a uit.

Slide 16 - Slide

Opdracht 3
a. Is deze man werkzaam in de tertiaire of quartaire sector?
In de quartaire sector.
b. Leg je antwoord bij a uit.
Omdat hij werk doet waarbij het doel is om mensen te helpen/hij werkt voor de overheid/de brandweer maakt geen winst.

Slide 17 - Slide

Opdracht 4
Lees B207. Bekijk de foto op de volgende slide.
a. Leg uit op welke manier de dienstensector invloed heeft gehad op de inrichting van de stad op de foto.
b. Leg uit waarom zware industrie vaak te vinden is in de buurt van diep vaarwater.
c. Waarom heeft de zware industrie uitgestrekte terreinen nodig?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Opdracht 4
a. Leg uit op welke manier de dienstensector invloed heeft gehad op de inrichting van de stad op de foto.
Er zijn veel kantoren gebouwd in het centrum, waar de dienstensector nu is.
b. Leg uit waarom zware industrie vaak te vinden is in de buurt van diep vaarwater.
Grondstoffen moeten met schepen naar de fabrieken toe worden gebracht.
c. Waarom heeft de zware industrie uitgestrekte terreinen nodig?
Omdat het veel ruimte inneemt.

Slide 20 - Slide

Opdracht 5
Bekijk de tabel op de volgende slide. Neem de tabel over in je schrift. Zet de onderstaande begrippen in de juiste kolommen.
Defensie – Banken – Horeca – Ambacht – Politie – Eindproducten – Brandweer – Winkels – Specialisatie – Footloose – Landbouw – Commerciële dienstverlening – Schaalvergroting – Massaproductie – Scholen – Lichte industrie – Niet-commerciële diensten – Halffabricaten – Akkerbouw – Hightechindustrie – Kantoren – Zware industrie – Bosbouw – Tuinbouw – Veeteelt

Slide 21 - Slide

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector

Slide 22 - Slide

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Specialisatie
Ambacht
Banken
Defensie
Landbouw
Eindproducten
Horeca
Politie
Schaalvergroting
Footloose
Winkels
Brandweer
Akkerbouw
Massaproductie
Commerciële dienstverlening
Scholen
Bosbouw
Lichte industrie
Kantoren
Niet-commerciële diensten
Tuinbouw
Halffabricaten
Veeteelt
Hightechindustrie
Zware industrie

Slide 23 - Slide