Wiederholung Kapitel 5

Wat je gaat doen:

  • maak een groepje van 3 of 4 personen en ga bij elkaar zitten.
  • Log in met 1 telefoon in de lessonup.
  • Bedenk een naam voor je team.
  • Jullie krijgen 10 min de tijd om een spiekbriefje te maken.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat je gaat doen:

  • maak een groepje van 3 of 4 personen en ga bij elkaar zitten.
  • Log in met 1 telefoon in de lessonup.
  • Bedenk een naam voor je team.
  • Jullie krijgen 10 min de tijd om een spiekbriefje te maken.

Slide 1 - Slide

Grammatik
6 punten

Slide 2 - Slide

Welke vorm van "werden" past in de zin?
"Mia und Tristan ___ morgen fünfzehn Jahre alt."

Slide 3 - Open question

Wat is geen juiste vertaling van "mögen"?

A
houden van
B
leuk vinden
C
toestemming hebben
D
iets lusten

Slide 4 - Quiz

Welke stelling over de onderstaande zinnen is juist?

1: "Kannst du mir die Hausaufgaben für Chema erklären?"
2: "Herr Hansen, könnt Sie das noch mal aufschreiben?"
A
De vorm van "können" is in beide zinnen juiste vervoegd.
B
De vorm van "können" is in beide zinnen onjuist vervoegd.
C
De vorm van "können" is alleen in zin 1 juist vervoegd.
D
De vorm van "können" is alleen in zin 2 juist vervoegd.

Slide 5 - Quiz

Vertaal de onderstaande zin:

"Ik zou graag een antwoord willen."

Slide 6 - Open question

Juist of onjuist?
Bij de vervoeging van de werkwoorden dürfen, können, müssen, mögen en möchten hebben de vormen in enkelvoud nooit een Umlaut.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Welke vorm van "dürfen" moet je invullen?

Meine Schwester ___ die Prüfung machen.

A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 8 - Quiz

Plauderecke und Schreibecke
6 punten

Slide 9 - Slide

Hoe vraag je in het Duits naar iemand lievelingsvak?

Slide 10 - Open question

Wat zou je kunnen antwoorden op de volgende vraag? (antwoord in hele Duitse zin)

In welcher Klasse gehst du?

Slide 11 - Open question

Vertaal de onderstaande zin naar het Duits:
"Mijn vakantie begint op 22 februari."

Slide 12 - Open question

Wörterlisten
6 punten

Slide 13 - Slide

Wat is juist? (lidwoorden)
A
der Buch
B
das Klasse
C
der Note
D
der Stift

Slide 14 - Quiz

Welke tijd geeft de klok aan?
Schrijf het voluit in het Duits op.

Slide 15 - Open question

Wat is het meervoud van pen in het Duits?
A
die Stiften
B
die Stifte
C
den Stiftes
D
der Stifter

Slide 16 - Quiz

Vertaal de volgende zin naar het Duits:
"Vandaag kan ik misschien spijbelen"

Slide 17 - Open question

het schrift
dannach
schwierig
saai
economie
begrijpen
daarna
Wirtschaftslehre
verstehen
langweilig
moeilijk
das Heft

Slide 18 - Drag question

Welk woord past niet bij de andere?
A
der Stundenplan
B
Informatik
C
Niederländisch
D
Erdkunde

Slide 19 - Quiz