Quiz Kapitel 1

Wat je gaat doen:

  • maak een groep van 3 of 4 personen en ga bij elkaar zitten.
  • Log in met 1 laptop per groep in de LessonUp.
  • Jullie krijgen 10 min de tijd om je voor te bereiden en een spiekbriefje te maken. Die mag je tijdens de quiz erbij houden.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat je gaat doen:

  • maak een groep van 3 of 4 personen en ga bij elkaar zitten.
  • Log in met 1 laptop per groep in de LessonUp.
  • Jullie krijgen 10 min de tijd om je voor te bereiden en een spiekbriefje te maken. Die mag je tijdens de quiz erbij houden.

Slide 1 - Slide

Grammatik
4 punten

Slide 2 - Slide

Welke vorm van "haben" in vt past in de zin?
"Mia und Tristan ___ gestern eine Prüfung."

Slide 3 - Open question

Wat is geen juiste vorm van "sein" in de verleden tijd?

A
warsten
B
waren
C
war
D
wart

Slide 4 - Quiz

Welke stelling over de onderstaande zinnen is juist?

1: "Die Katze hatte einen Ball?"
2: "Der Affe wart in Afrika?"
A
De vorm van het werkwoord is in beide zinnen juiste vervoegd.
B
De vorm van van het werkwoord is in beide zinnen onjuist vervoegd.
C
De vorm van het werkwoord is alleen in zin 1 juist vervoegd.
D
De vorm van het werkwoord is alleen in zin 2 juist vervoegd.

Slide 5 - Quiz

Welke vorm van "sein" moet je invullen in verleden tijd?

Meine Schwester ___ noch nie in Berlin.

A
wart
B
warst
C
waren
D
war

Slide 6 - Quiz

Sprachmittel
6 punten

Slide 7 - Slide

Hoe zeg je in het Duits dat het morgen bewolkt gaat zijn?

Slide 8 - Open question

Wat zou je kunnen antwoorden op de volgende vraag? (antwoord in hele Duitse zin)

Wie ist die Gegend?

Slide 9 - Open question

Vertaal de onderstaande zin naar het Duits:
"Het wordt kouder dan vorige week."

Slide 10 - Open question

Lernliste
6 punten

Slide 11 - Slide

Wat is juist? (lidwoorden)
A
die Dorf
B
der Schnee
C
die Walder
D
das Verkehr

Slide 12 - Quiz

De rijn is een...
Schrijf het woord in het Duits op met het lidwoord.

Slide 13 - Open question

Wat is het meervoud van "Ort" in het Duits?
A
die Orten
B
die Orte
C
die Örte
D
die Örten

Slide 14 - Quiz

saai
es gibt
in de lente
die Insel
de zee
der Naturschutz
er is
das Meer
de Natuurbescherming
het eiland
im Frühling
langweilig

Slide 15 - Drag question

Welk woord past niet bij de andere?
A
zelten
B
wandern
C
grillen
D
glatt

Slide 16 - Quiz