Lijdend voorwerp

Welkom 
  • Pak je laptop
  • Ga naar Lessonup.com
  •  Voer de code in
  • De tijd loopt
timer
3:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 
  • Pak je laptop
  • Ga naar Lessonup.com
  •  Voer de code in
  • De tijd loopt
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Terugblik op de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.
2. Uitleg over het lijdend voorwerp.
3. Oefenen met het lijdend voorwerp.

Slide 2 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 3 - Open question

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
1. Een vraagzin maken 2.Alle werkwoorden in een zin 3. Het laatste werkwoord in een zin
B
1. Een vraagzin maken 2. De zin langer maken 3. De tijd veranderen
C
1. De tijd veranderen 2. Wie/wat + gezegde? 3. De zin langer maken
D
1. Het eerste werkwoord in de zin 2. Een vraagzin maken 3. Wie/wat + gezegde?

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin?

Gisteren bakten mijn zusje en ik een taart.
A
mijn zusje
B
ik
C
mijn zusje en ik
D
taart

Slide 5 - Quiz

Lesdoelen
1. Je weet wat het lijdend voorwerp is
2. Je weet hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden
3. Je oefent met het lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

Wat weet je al van het lijdend voorwerp?

Slide 7 - Open question

Lijdend voorwerp
  • Het lijdend voorwerp hoort bij het onderwerp en het gezegde van de zin. 
  • Een lijdend voorwerp staat alleen in zinnen waarin een werkwoordelijk gezegde zit. 
  • Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp.

  • Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin? 
  • Het lijdend voorwerp geeft antwoord op de vraag:
  • ‘Wie of wat + gezegde + onderwerp?’ 

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Mijn oma bakt pannenkoeken.

Werkwoordelijk gezegde = bakt
Onderwerp = mijn oma

Wie of wat bakt mijn oma?
lijdend voorwerp = pannenkoeken

Slide 9 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Hij heeft een zwerfkat gevonden.
A
Hij
B
zwerfkat
C
een zwerfkat

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Vorige week zijn mijn zussen een boek gaan kopen.
A
een boek
B
vorige week
C
mijn zussen

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik sprak gisteravond de buurvrouw.
A
ik
B
de buurvrouw
C
gisteravond

Slide 12 - Quiz

Opdracht
Noteer de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp. 

                                Klaar? Onderaan het papier 
                                     staat nog een extra opdracht.
timer
12:00

Slide 13 - Slide

Blink
Extra oefenen? -> Grammatica 2, les 5 -Het lijdend voorwerp
  • Opdracht 1 t/m 11
  • Test jezelf

Ik denk dat ik het snap -> Grammatica 2, les 5 -Het lijdend voorwerp
  • Alleen de 'test jezelf'

Ik snap het helemaal -> Grammatica 3, les 1 -Het meewerkend voorwerp
  • Opdracht 1 t/m 9

Slide 14 - Slide

Afsluiting






        Ik snap er niets van                                                               Ik snap het helemaal!

Slide 15 - Slide

Afsluiting
Steek je hand op als je het eens bent

1. Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp vind in een zin
2. Ik wil nog meer oefenen met het lijdend voorwerp
3. Ik wil verder naar de volgende stof (want ik begrijp het)

Slide 16 - Slide