HH. schimmels, bacterien virussen

Herhaling schimmels

1 / 52
next
Slide 1: Slide
gewasbeschermingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling schimmels

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Schimmels groeien het snelst als de volgende omstandigheden zich voordoen.

A
Warm (tussen 20 en 25 graden) en droog weer
B
Warm en vochtig weer.
C
Koud (<10 graden) en vochtig weer
D
Koud en droog weer.

Slide 4 - Quiz

Een schimmel vermenigvuldigt zich door middel van:
A
celdeling van de aangetaste plant.
B
zaden
C
Sporen
D
eitjes

Slide 5 - Quiz

Welk schadebeeld hoort niet bij een schimmel?
A
Vernieling van de bladstructuur.
B
Verstopping van de vaten.
C
Ontregeling van de groei door aanmaak gifstoffen.
D
Vorming van mozaïek achtige patronen op bloem en blad.

Slide 6 - Quiz

Welke maatregel zal de kans op schimmelaantasting verlagen.
A
Meer planten per m2 telen.
B
Meer stikstof strooien waardoor snellere groei.
C
Minder planten per m2 telen.
D
In de avond het gewas beregenen.

Slide 7 - Quiz

Wat is een andere benaming voor schimmeldraden?
A
Plankton
B
Wol
C
Hyfen
D
sporen

Slide 8 - Quiz

Schimmels die op dood materiaal leven heten:
A
Saprofieten
B
Rigor mortis
C
Lijkzwammen
D
Parasieten

Slide 9 - Quiz

Herhaling bacterien

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Hoe snel kan een bacterie zich vermenigvuldigen onder gunstige omstandigheden?
A
Hij verdubbelt elke 24 uur.
B
Hij vermenigvuldigt zich elke 20 - 30 seconden.
C
Hij verdubbelt elke 20 - 30 minuten.
D
Het worden er elke 20 uur twee keer zo veel.

Slide 12 - Quiz

Bij mensen en dieren bestrijden we bacteriën met antibiotica. Wat is het gevaar bij de bestrijding van bacteriën met antibiotica?
A
vergiftiging
B
resistentie
C
Verslaving
D
Allergie

Slide 13 - Quiz

Wat is een bacterieziekte?
A
Botrytis
B
Fusarium
C
Roest
D
Erwinia

Slide 14 - Quiz

Welke schadebeelden horen niet bij een bacterieaantasting.
A
Woekeringen
B
Verslijming
C
Verstopping van de vaatbundels
D
Bleke planten.

Slide 15 - Quiz

Hoe snel vermenigvuldigen bacteriën zich?
A
Ze verdubbelen zich elke 24 uur.
B
Ze verdubbelen zich elke 2 - 3 uur.
C
Ze verdubbelen zich elke 20 - 30 seconden.
D
Ze verdubbelen zich elke 20 - 30 minuten.

Slide 16 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een bacterie aantasting?
A
Sterke geur.
B
Stuiven als je de aantasting aanraakt.
C
Slijmerige aantasting.
D
Gedijt in warme vochtige omgeving.

Slide 17 - Quiz

herhaling virussen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat verstaan we onder de vector van een virus?
A
De overbrenger van een virus
B
De tijd dat een virus werkzaam is.
C
De sterkte van een virus.
D
De lengte van een virus.

Slide 22 - Quiz

Wat is een virus?
A
Een eiwitdeeltje dat de aanmaak van andere eiwitdeeltjes verstoort.
B
Een eencellig organisme.
C
Een schadelijke organisme wat zich snel generatief voortplant.
D
Een groeiafwijking, veroorzaakt door magnesiumgebrek.

Slide 23 - Quiz

Welke manier van vermeerderen geeft de minste kans op virusoverdracht?
A
Vermeerdering via stekken.
B
Vermeerdering via weefselkweek
C
Vermeerdering via zaad
D
Vermeerdering via spanen.

Slide 24 - Quiz

Wat is geen ziektebeeld van een virusaantasting
A
Vergeling of chlorose
B
Verwelking
C
Mozaïek achtige patronen op het blad.
D
Groeiremming

Slide 25 - Quiz

Wat verstaan we onder de waardplanten van een virus?
A
Planten die we gebruiken om virussen te lokken.
B
Planten die we gebruiken om bladluizen te lokken.
C
Planten waarin een virus kan overleven.
D
Afgestorven planten die een voedingsbron zijn voor virussen.

Slide 26 - Quiz

Herhaling Aaltjes

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat hebben alle voor planten schadelijke aaltjes gemeen?
A
Je kunt ze bestrijden met innundatie
B
Ze kunnen zichzelf 10 tallen meters per jaar verplaatsen
C
Ze hebben een mondstekel
D
Ze zijn met het blote oog zichtbaar

Slide 29 - Quiz

Endoparasitaire aaltjes :
A
leven in de wortel van de plant
B
leven aan de buitenkant van de wortel/plant waar zij plantensap opzuigen
C
Zijn niet schadelijk voor planten.
D
Kunnen maar een generatie per jaar maken.

Slide 30 - Quiz

Een cyste is:
A
Een ander woord voor eitje
B
Een vrouwtjes aal
C
Een dood vrouwelijk aaltje gevuld met eieren of larven.
D
Een eitje van een aaltje.

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Wat is een mechanische bestrijding?
A
Met een zelfrijdende spuit fungiciden verspuiten.
B
Met een onkruidbrander onkruid bestrijden.
C
Inunderen van een stuk land.
D
Met een schoffelmachine onkruid bestrijden.

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Wat is een fysische manier om stengelaal te bestrijden? (2)
A
Injecteren met Monam.
B
Inunderen van het land.
C
Een warm water behandeling geven aan de bollen.
D
Het weghalen van aangetaste planten.

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Hoe noemen we een gewasbeschermingsmiddel tegen aaltjes?
A
fungicide
B
Insecticide
C
Nematicide
D
Acaricide

Slide 40 - Quiz

Hoe noemen we een gewasbeschermingsmiddel tegen muizen en ratten?
A
fungicide
B
Rotendiciden
C
Nematicide
D
Acaricide

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Wat is geen biologische bestijdingsmethode?
A
Prederen (opeten)van het plaagorganisme
B
Parasiteren op het plaagorganisme
C
Het inzetten van schimmels of aaltjes
D
Het gebruik maken van vangplaten.

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Wat is geen preventieve maatregel?
A
Bestrijden van de ziekteverwekker.
B
Bestrijden van waardplanten.
C
Bedrijfshygiëne.
D
Het wieden van onkruid.

Slide 48 - Quiz

Wat valt onder grondgebonden schade?
A
Valschade
B
Zoutschade
C
Schuurschade
D
Zonnebrand

Slide 49 - Quiz

Wat valt onder biologische bestrijding?
A
Het borstelen van bestrating tegen onkruid.
B
Het uitzetten van sluipwespen tegen bladluizen.
C
Het schoffelen van bieten tegen onkruid.
D
Het geven van een warmwater behandeling.

Slide 50 - Quiz

Wat valt onder fysiologische afwijkingen
A
Aantasting door cysteaaltje.
B
Magnesiumgebrek
C
Bacterie rot.
D
Phytophthora aantasting.

Slide 51 - Quiz

Succes met leren!

Slide 52 - Slide