Les 3 H2 Van ruilen komt geen huilen

Les 2 Hoofdstuk 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Les 2 Hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les
  • Opdrachten bespreken
  • Behandelen hoofdstuk 2
  • Zelf aan de slag 

Slide 2 - Slide

Wat is koopkrachtstijging?

Slide 3 - Slide

Herhaling vorige les
  • Waaruit bestaat een budget? 
  • Waardoor kan een budgetlijn verschuiven?

Slide 4 - Slide

Opdrachten bespreken

Slide 5 - Slide

Is ruilen een slecht idee?
Voor Ricardo (1772 - 1823) werd  vaak
gedacht dat ruilen altijd een verliezer en
een winnaar kende.

Nu wordt gesteld dat ruilen in principe
altijd wederzijds voordeel oplevert.

Slide 6 - Slide

2 Voorwaarden ruilen
  1. Er moet vaststaan dat de aanbieder van een middel ook de wetmatige eigenaar is (eigendomsrecht);
  2. De transactiekosten van de ruil moeten lager zijn dan het wederzijdse voordeel van de ruil. 

Maar hoe weet je of iemand eigenaar is?

Slide 7 - Slide

Eigendomsrecht
  • Bij 'normale goederen' is een kassabon voldoende
  • Bij registergoederen (vooral onroerende zaken zoals huizen) wordt het eigendom vastgelegd via een notaris in een register.
  • Ideeën worden vastgelegd als patent: bewijs dat iets jouw idee is, waardoor alleen jij dat idee mag gebruiken. 

Slide 8 - Slide

Patent
Hebben voornamelijk betrekking op merknamen (bijvoorbeeld Mickey Mouse), op technische ontwikkelingen en op ontwikkelingen van medicijnen.

Voordeel: Bedrijven krijgen een impuls om iets nieuws te ontwikkelen.
Nadeel: Er ontstaat een monopolie

Slide 9 - Slide

Monopolie
Een producent heeft (vrijwel) de gehele markt van een bepaald product in handen.
De producent kan hierdoor een hogere prijs vragen, wat een nadeel is voor consumenten.

Voorbeelden?

Slide 10 - Slide

Transactiekosten
Kosten die gemaakt worden voor het maken van een wederzijds voordelige ruil, bijvoorbeeld:
  • Transportkosten
  • zoekkosten
  • belasting
  • advieskosten
  • informatiekosten

Slide 11 - Slide

Transactiekosten
  • Hebben nadelige gevolgen voor het aantal transacties
  • Kunnen enigszins voorkomen worden door instituties: organisaties die een bepaalde ruil vergemakkelijken doordat ze de transactiekosten van een ruil verlagen.  

Slide 12 - Slide

Instituties
Vergemakkelijken de transacties, bijvoorbeeld:
  • een markt     (zoek- en transportkosten)
  • school            (zoek- en vervoerskosten)
  • makelaar       (administratieve- en zoekkosten)
  • Funda              (zoekkosten)
  • ACM                  
  • Ons rechtssysteem

Slide 13 - Slide

Ruil, scholing en specialisatie
Waarom zou je überhaupt ruilen?

Slide 14 - Slide

Waarom ruilen:
  • Je wil iets bieden wat de ander nodig heeft, zoals tijd of werk.
  • Je kunt iets bieden wat de ander nodig heeft, doordat jij ergens in geschoold of gespecialiseerd bent. 

Slide 15 - Slide

Consumptie vs produceren
Een ruil vindt (meestal) plaats tussen een consument en een producent:
  • De consument koopt een goed of dienst om te gebruiken zoals hij of zij wil.
  • De producent produceert het goed of de dienst voor consument.

Slide 16 - Slide

Productie
Betreft breed begrip, dus niet alleen produceren in een fabriek, maar bijvoorbeeld ook de productie van een advies of een kennisoverdracht.
wordt meestal geproduceerd door arbeid waar een vergoeding tegenover staat?

Slide 17 - Slide

vergoeding voor arbeid
(vaak) afhankelijk van je arbeidsproductiviteit: De hoeveelheid die een persoon in een bepaalde tijd produceert.
Arbeidsproductiviteit wordt verhoogt door:
  • Scholing
  • Specialisatie

Slide 18 - Slide

Specialisatie
Door ervaring en kennis jezelf heel goed maken in een (klein) onderdeel. Bijvoorbeeld een barbier die alleen maar baarden knipt.

Specialisatie leidt tot arbeidsdeling: iedere specialist doet alleen het kleine onderdeel waar hij of zij goed in is.

Slide 19 - Slide

Nog vragen?

Slide 20 - Slide

Zelf aan de slag

Slide 21 - Slide