Aufgabe 3(im) Juni, (im) Juli, (im) August,
(im) März, (im) April, (im) Mai,
(im) September, (im) Oktober, (im) November,
(im) Dezember, (im) Januar, (im) Februar
Aufgabe 4
1 das Gewitter – Het gaat hier om woorden die een landschap beschrijven.
2 die Sonne – Het gaat hier om woorden die een landschap beschrijven.
3 der Wind – Het gaat hier om woorden die een landschap beschrijven.
4 die Gegend – Het gaat hier om woorden die met het weer te maken hebben.
5 im November – Het gaat hier om woorden die met de jaargetijden te maken hebben.