KT2, taalverzorging, les 1, 22/11

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom KT2!

Boek, leesboek, schrift en pen?

Telefoon in de telefoontas?

Tas op de grond?

Wees stil, dan kunnen we beginnen

Wat gaan we vandaag doen?

- Uitleg taalverzorging

- Even oefenen

- Aan de slag!

Waarmee gaan we bezig?

We gaan aan de slag met taalverzorging van H1 en H2. 

Hierover krijg je een toets die twee keer meetelt.

Taalverzorging bestaat uit drie onderdelen

1. Grammatica

2. Formuleren

3. Spelling

Grammatica 

Grammatica bestaat uit twee onderdelen

1. Grammatica zinsdelen (je benoemt delen van de zin, je zet streepjes)

2. Grammatica woordsoorten (je benoemt ieder woord apart)

Vandaag gaan we bezig met: grammatica zinsdelen. 

Grammatica 

Ik heb gisteren een nieuwe auto gekocht.

Als je de zin in zinsdelen verdeelt wordt het:

• Ik | heb | gisteren | een nieuwe auto | gekocht.
  
• | Gisteren | heb | ik | een nieuwe auto | gekocht.
  
• Een nieuwe auto | heb | ik | gisteren | gekocht.
  

Grammatica 

Ik heb gisteren een nieuwe auto gekocht.

Dan ga je op zoek naar de volgende onderdelen:

Persoonsvorm: tijdproef: zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de pv. vraagproef: maak van de zin een vraag, het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de pv. 

Onderwerp: wie/wat + pv? 

Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin

Grammatica 

Linda loopt op vrijdag altijd een rondje over de markt.

Tijdproef?

• Linda liep op vrijdag altijd een rondje over de markt.

Vraagproef?

• Liep Linda op vrijdag altijd een rondje over de markt?

Even oefenen... (opdracht 1 blz. 28)

Zelf aan de slag!

Wat? Maak opdracht 1 t/m 5 (blz. 28-29)

Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.

Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 

Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 

Opdrachten nakijken

Hoofdletters en leestekens

Er zijn in totaal vier regels die je moet kennen.

1. Je schrijft aan het begin van een zin een hoofdletter

2. Je schrijft bij namen een hoofdletter.

3. LET OP! Bij maanden, dagen en windstreken gebruik je een kleine letter. 

4. Je schrijft achter een zin een punt

5. Je schrijft achter een vraagzin een vraagteken.

6. Je schrijft een uitroepteken als iets extra wil benadrukken

Hoofdletters en leestekens

• chantal en lesley hebben altijd op het huygens college gezeten
• Chantal en Lesley hebben altijd op Huygens College gezeten. 
• ligt pakistan in azië of in afrika 
• Ligt Pakistan in Azië of in Afrika? 
• in alkmaar wordt iedere vrijdag een markt gehouden
• In Alkmaar wordt iedere vrijdag een markt gehouden. 
• spelen aanstaande zaterdag az en ajax tegen elkaar
• Spelen aanstaande zaterdag AZ en Ajaz tegen elkaar? 

Pauze

Zelf aan de slag!

Wat? Maak opdracht 1 t/m 5 (blz. 30-31)

Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.

Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 

Klaar? Ga dan lezen in je leesboek of maak de opdrachten op 

blz. 32.

Raadgedicht

Deze week is de week van respect.

Het Raadgedicht van deze week past bij dit thema.

Waar denk je aan bij de week van de respect?

Hoofdletters en leestekens

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

• Aan het begin van de zin
• Bij namen 
• Bij landen, steden en straatnamen

Wat zet je altijd aan het einde van een gewone zin?

• Een punt

Wat zet je altijd aan het einde van een vraagzin?

• Een vraagteken

Met -t of met een -d?

Maak het woord langer om te bepalen of het woord met een -t of een -d geschreven wordt. 

Bijvoorbeeld:

Hoofd --> hoofden, je hoort een d

Hoed --> hoeden, je hoort een d

Geknipt --> geknipte --> je hoort een t

wedstrijd --> wedstrijden --> je hoort een d

Op de Chromebooks

1. Log in op de Chromebook
2. Ga naar Magister
3. Ga naar Leermiddelen
4. Klik op Nederlands
5. Klik bovenaan op de Brug
6. Klik op 'Spelling'
7. Maak opdracht 1 t/m 6. Lees de theorie steeds goed door!

Opdracht 5 (blz. 54)

Opdracht 6 en 7 (blz. 54)

De Brug

De Brug is een onderdeel in het boek, dat eigenlijk een brug slaat tussen groep 8 en de brugklas. 

We gaan nu verder met een nieuw onderdeel: taalverzorging. Onder taalverzorging valt onder andere grammatica en spelling. Voordat ik extra uitleg ga geven over bepaalde onderdelen, wil ik dat jullie zelfstandig aan de slag gaan met een aantal opdrachten uit de Brug! 

De Brug

Lees eerst het groene theorieblokje over ieder onderdeel. Maak daarna de 

bijbehorende opdrachten. 

- Werkwoorden blz. 238 - 239 (opdracht 1 t/m 3)

- Verwijswoorden blz. 243 (opdracht 1 t/m 3)

- Leestekens en hoofdletters blz. 245 en 246 (opdracht 1 t/m 3)

- Laatste letter een -t of een -d blz. 246 (opdracht 4)

- De ik-vorm van een werkwoord blz. 246 en 247 (opdracht 5 en 6)

Opdracht 6 (blz. 26)

LessonUp!

In mijn lessen gebruik ik regelmatig LessonUp. Het handige van deze website is dat je ook vragen kunt stellen in deze presentatie. Ik wil dit graag ook met jullie doen.

We gaan het als volgt doen:

1. Je pakt je telefoon uit de telefoontas

2. Je logt in via de LessonUp met de code

3. Je gebruikt je eigen naam

4. Je wacht totdat iedereen is ingelogd, je gaat NIET naar een ander scherm (whatsapp of insta)

Sommige woorden hebben geen synoniemen, bedenk zelf een synoniem voor...:
Afstandsbediening

stoeptegel

prullenbak

selfie

onvoldoende

En nu

Zo krijg je twee woorden te zien. Het is de bedoeling dat je een zin maakt bij die twee woorden. 

Bijvoorbeeld: emoties & mensen

Soms als er iets schokkends gebeurt, kan je de emoties van de gezichten van de mensen aflezen. 

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van exact met de woorden:

exact en nakijken

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van dringend met de woorden:

dringend en fiets

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van intelligent met de woorden:

intelligent en zus

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van tekort met de woorden:

tekort en probleem

Woordenschat blz. 52

Zelf aan de slag!

Wat? Maak opdracht 1 -2 (blz. 52 en 53)

Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.

Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 

Klaar? Maak opdracht 3 of ga lezen in je leesboek. 

Quizlet

1. Ga naar Quizlet.live 

2. Vul de code in

3. Log in met je EIGEN naam

4. Wacht totdat het spel begint. 

Opdracht 4 en 5 (blz. 26)

Pak je schrift en schrijf mee! We maken alvast een start met opdracht 4 en 5. 

Woorden die synoniemen zijn

Woorden die antoniemen zijn

zwak-sterk

ziek-gezond

razend-woest

brein-hersenen

traag-langzaam

netjes-slordig

afwezig-absent

present-absent

Mindmap

1. Je gaat je mindmap verder uitbreiden.

2. Je gebruikt hiervoor de nieuwe informatie 

uit het boek. Welke personen? Welke plaatsen? Wat gebeurde er?

Startopdracht 

(blz. 46)

Uitleg 5W+1H-vragen

Als je een tekst of een verslag gaat maken is het handig om je informatie alvast op een rijtje te zetten. Dit doe je eigenlijk door antwoord te geven op 6 vragen:

1. Wie?
2. Wat?
3. Waar?
4. Wanneer?
5. Waarom?
6. Hoe?

Als je de informatie hebt verzameld, kan je een tekst schrijven. Eerst vertel je het belangrijkste. Later komen waarom en hoe naar voren. 

1. Wie?
   
2. Wat?
   
3. Waar?
   
4. Wanneer?
   
5. Waarom?
   
6. Hoe?

1. Alle eerste klassen van Huygens umbriëllaan + docenten.
2. We gingen met z'n allen op brugklaskamp. (hier kan je natuurlijk heel veel vertellen!
3. Het kamp was in Egmond-Binnen
4. 15-17 september
5. We gingen op brugklaskamp om elkaar beter te leren kennen
6. We gingen op de fiets naar Egmond en met de bus naar Duinrell. 

Opdracht 2 (blz. 47)

Wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?

Zelf aan de slag!

Wat? Maak de opdracht 3 (blz. 47). Vraag 6 en 7 mag je overslaan

Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw. Wordt het te luid? Dan gaat het stoplicht op rood en mag je niet praten. 

Tijd? Je hebt hier de rest van de les de tijd voor

Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. 

Klaar? Steek je vinger omhoog, dan kom ik bij je

Schrijven

Bij schrijven krijg je een eindopdracht waarvoor je een cijfer krijgt dat 1x meetelt. 

De eindopdracht krijg je volgende week maandag, maar vandaag gaan we alvast oefenen met de opdracht. Je gaat de opdracht namelijk niet schrijven, maar... typen!

Schrijven

Je maakt de opdracht in Teams. Als het goed is, hebben jullie allemaal een account voor teams waarbij je kan inloggen. 

In de opdracht staat precies wat moet je doen. Je kan in het document in Teams gelijk typen. Dit zorgt ervoor dat je geen gedoe hebt met inleveren en dat ik direct kan kijken wat je doet. 

Schrijven... maar dan typen

1. Pak allemaal een Chromebook
2. Gebruik de Chromebook als gast
3. Ga naar Teams.Microsoft.com
4. Ga naar het team KT1D Ne (dit staat voor Nederlands)
5. Klik op opdrachten
6. Klik dan op Nederlands oefenopdracht KT1D
7. Klik op de opdracht en zie de instructie
8. Klik op het document: KT1 oefenopdracht schrijven en maak hierin de opdracht!

Toets bespreken

- Tel je punten goed na!

- Ik vertel het antwoord en het aantal punten dat je kon halen. 

- Heb je een vraag over jouw antwoord?

Zet dan met potlood er een uitroepteken bij

Kom dan NA de bespreking bij me

Raadgedicht

We gaan zo een gedicht lezen, in het gedicht ontbreekt een woord. 

Als we het juiste woord raden, kunnen we een poëziepakket winnen! :-)

Mindmap

1. Je gaat je mindmap verder uitbreiden.

2. Je gebruikt hiervoor de nieuwe informatie 

uit het boek. Welke personen? Welke plaatsen? Wat gebeurde er? 

Samen aan de slag!

opdracht 3 (blz. 51)

Woordweb maken

We gaan zo een video kijken. De video gaat over 'The Blind Run'

1. Je krijgt een papiertje 

2. In het midden schrijf je; 'The Blind Run'

3. Om het woord heen schrijf je, tijdens het kijken van de video,  minimaal 7 woorden over The Blind Run op

Samen maken!

Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk? 

Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)

Hoe?: zachtjes overleggen

Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek

Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?

Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)

Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.

Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

Hoe ging het?

Wat vond je lastig, wat vond je makkelijk?