Spelling 2.8 herhaling PV VT meervoud op ie of ee

Klas 2 B 
2.8 herhaling PV VT + Meervoud op -ie of -ee
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Klas 2 B 
2.8 herhaling PV VT + Meervoud op -ie of -ee

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les:
Je weet wat er al goed ging bij werkwoordspelling
Je weet waar je nog aan moet werken bij werkwoordspelling
Je kunt het verschil uitleggen tussen sterke en zwakke werkwoorden
Je weet wanneer en waarom je en trema gebruikt bij meervouden van woorden die eindigen op -ie of -ee
Je weet dat je volgende week een toets spelling hebt 1.8+2.8
Al je vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 2 - Slide

werkwoordspelling nakijken

Slide 3 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 4 - Slide

Meervoud op -ie of -ee
Woorden op -ee of -ie krijgen in het meervoud een trema.

  • Als het woord eindigt op -ee of een beklemtoonde -ie,
    voeg je -ën toe achter het woord: zeeën, democratieën.

  • Als de klemtoon niet op de -ie ligt, schrijf je de trema
    op de laatste -e die al in het woord staat: bacteriën.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lees zelf de leertekst op blz. 135
Maak daarna de opdrachten 7 en 8

timer
0:05

Slide 7 - Slide

hoe spel je het meervoud van therapie?
A
therapien
B
therapiën
C
therapieën
D
therapies

Slide 8 - Quiz

Hoe spel je het meervoud van zee?
A
Zeen
B
Zees
C
Zeën
D
Zeeën

Slide 9 - Quiz

Hoe spel je het meervoud van idee?
A
ideeën
B
geen idee
C
ideën
D
idee-en

Slide 10 - Quiz

voor de volgende les:
Afmaken opdracht 7, 8, 9 (alleen) en 10
Leren: dicteewoorden 2.8 (137)
Leren: leerstof meervoud blz 135

Slide 11 - Slide

Wat waren de doelen?

Slide 12 - Slide

Doelen van deze les:
Je weet wat er al goed ging bij werkwoordspelling
Je weet waar je nog aan moet werken bij werkwoordspelling
Je kunt het verschil uitleggen tussen sterke en zwakke werkwoorden
Je weet wanneer en waarom je en trema gebruikt bij meervouden van woorden die eindigen op -ie of -ee
Je weet dat je volgende week een toets spelling hebt 1.8+2.8
Al je vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat deed jij goed in deze les?

Slide 15 - Open question

Wat deed ik goed in deze les?

Slide 16 - Open question

Zijn je vragen beantwoord?

Slide 17 - Slide