Lektion 1: Sieh und lies mal BK2

Bezittelijke voornaamwoorden in het Duits

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je bezittelijke voornaamwoorden in het Duits gebruiken en toepassen.

Terugblik

Vorig jaar hebben we geleerd over de bezittelijke voornaamwoorden 'mein', 'dein', 'sein' en 'ihr'.

Nieuwe bezittelijke voornaamwoorden

Dit jaar leren we vier nieuwe bezittelijke voornaamwoorden: 'unser', 'euer', 'ihr' en 'Ihr'.

Bezittelijk voornaamwoord

der-woorden (mannelijk)
bijvoorbeeld: der Lehrer
stam blijft het zelfde

die-woorden (vrouwelijk)

bijvoorbeeld: die Lehrerin

stam + e

das-woorden (onzijdig)
bijvoorbeeld: das Haus

stam blijft het zelfde

woorden in het meervoud
bijvoorbeeld: die Freunde
stam + e

Unser

Betekent 'ons/onze'. Bijvoorbeeld: 'unser Haus' (ons huis).

Euer

Betekent 'jullie'. Bijvoorbeeld: 'euer Auto' (jullie auto).

ihr

Betekent 'haar/hun'. Bijvoorbeeld: 'ihr Buch' (haar boek).

ihr & Ihr

'ihr' met een kleine letter betekent 'haar/hun', terwijl 'Ihr' met een hoofdletter 'uw' betekent.

Oefenvragen

Beantwoord de volgende vragen: 

1. Wat betekent 'unser' in het Nederlands? 

2. Wat is het bezittelijke voornaamwoord voor 'jullie'? 

3. Wat is het verschil tussen 'ihr' en 'Ihr'?

Oefening

Kies de juiste bezittelijke voornaamwoorden voor de volgende vragen: 

1. Wo ist _________(onze) Haus (o)? 

2. Wo sind _________(jullie) Eltern (mv)? 

3. Wie ist _________(uw) Buch (o)? 

4. Wie ist _________(haar) Telefonnummer (v)?

5. Das ist _________(mijn) Buch (o). 

6. Wo ist _________(jouw) Rucksack (m)? 

7. Das sind _________(haar) Eltern (mv).

8. Ist das _________(zijn) Hund (m)? 

9. Hier ist _________ (jullie) Hausaufgaben (mv). 

Opdrachten maken + Huiswerk

In der Klasse:

Aufgabe 4 auf Seite 9

Aufgabe 6 auf Seite 11

Hausaufgaben: Lektion 1

Aufgabe 2 auf Seite 8

Aufgabe 3 auf Seite 9
Aufgabe 5 auf Seite 10
Aufgabe 7 auf Seite 12