In de hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar. Er kunnen geen woorden tussen worden geplaatst. Vaak aan het begin van de zin. (later gaan we daar verder op door)
De hond zit, die man gaat, wij kijken naar etc...
Het werkwoordelijk gezegde is de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in een zin.
Als er in de zin maar één werkwoord staat, is de persoonsvorm ook het werkwoordelijk gezegde.