1. Ontkenning ("Nee hoor, zo ging het helemaal niet")
2. Verdringing (Niet meer kunnen herinneren)
3. Rationalisatie ("Ja maar ik kon er niets aan doen. Want toen ik...")
4. Projectie ("Ik heb het jou ook wel eens zien doen, als jij het eerder tegen mij had gezegd dan..")