Leg de werking uit van het didactisch model van "van Gelder"
Slide 2 - Open question
Wat wordt verstaan onder planmatig werken volgens het boek 'de sportleider als lesgever'?
A
Voorbereiden, lesgeven en opruimen
B
Volgens het didactisch model werken
C
De doelstelling vast stellen
D
Plannen, uitvoeren en evalueren
Slide 3 - Quiz
Leg het verband uit tussen de beginsituatie en doelstellingen
Slide 4 - Open question
Wat is een voorbeeld van waarneembaar eindgedrag?
A
Standbeen naast de bal
B
10 kilometer
C
Bovenhandse opslag
D
Lopen
Slide 5 - Quiz
Welke stap ontbreekt er voor een concrete doelstelling:
De deelnemers kunnen een schoolslag zwemmen, waarbij er een lange uitdrijf-fase is.
A
Bewegingsvorm
B
Waarneembaar eindgedrag
C
Voorwaarde/omstandig-heid
D
Minimumprestatie
Slide 6 - Quiz
Welke stap ontbreekt er voor een concrete doelstelling:
De deelnemers zwemmen naar de overkant zonder armen te gebruiken.
A
Bewegingsvorm
B
Waarneembaar eindgedrag
C
Voorwaarde/omstandig-heid
D
Minimumprestatie
Slide 7 - Quiz
Welke stap ontbreekt er voor een concrete doelstelling:
De deelnemers kunnen de bovenhandse volleybaltechniek in een driehoeksopstelling demonstreren.
A
Bewegingsvorm
B
Waarneembaar eindgedrag
C
Voorwaarde/omstandig-heid
D
Minimumprestatie
Slide 8 - Quiz
Formuleer een concrete motorische doelstelling voor de sport turnen
Slide 9 - Open question
Geef je zelf een score m.b.t. jouw eigen kennis van doelstellingen
Slide 10 - Poll
Er bestaan heel veel verschillende didactische werkvormen. We delen deze op in organisatorisch, wijze van aanbieden en ruimte die de lesgever biedt. Sleep de juiste werkvorm naar de juiste indeling
Organisatorisch
Wijze van aanbieden
Ruimte die de lesgever biedt
Opdrachtvorm
Gesloten vormen
Spelvorm
Werken in een vaste volgorde
Klassikaal werken
Vorm van zelfontdekking
Slide 11 - Drag question
Het gaat om een aantal aspecten als we het over de beroepshouding hebben. Sleep de juiste uitleg naar de juiste term
Openheid
Flexibiliteit
Distantie
Om kunnen gaan met vernieuwingen en verrassingen
Het midden weten te vinden tussen afstand en nabijheid
Open staan voor de mening van de deelnemers en zelf je mening geven
Slide 12 - Drag question
Een goede voorbereiding is belangrijk voor het houden van een succesvolle presentatie.
Plaats de voorbereidingsactiviteiten in de juiste volgorde.
1
2
3
4
Wat is het doel van mijn presentatie?
Hoe ga ik controleren of ik mijn doelstelling behaald heb.
Hoe breng ik de boodschap zo goed mogelijk over?
Wie zijn mijn SB-deelnemers?
Slide 13 - Drag question
Voor proces- en productevaluatie kennen we verschillende methodes. Sleep de juiste methodes naar de juiste evaluatievorm.
Product evaluatie
Proces evaluatie
Prestatieproeven
Circuit
Individuele gesprekken
Evaluatie formulieren
Slide 14 - Drag question
De keuze van didactische werkvormen is afhankelijk van:
A
Beginsituatie, doelstelling en bewegingsvormen
B
Beginsituatie, doelstelling en tijdsplanning
C
Doelstelling, lesgeefhouding en bewegingsvormen
D
Tijdsplanning, materiaal keuze en beginsituatie
Slide 15 - Quiz
Binnen S&B gebruiken we verschillende doelstellingen. Noem de indeling die wij bij onze lesvoorbereiding gebruiken
A
Gedrag, motorisch en cognitief
B
Motorisch, cognitief en sociaal-affectief
C
Motorisch, gedrag en denkwijze
D
Sociaal-affectief, motorisch en denkwijze
Slide 16 - Quiz
Op welke 3 manier kun je didactische werkvormen indelen?
A
Indeling van de zaal, materiaal en lesgeven
B
Materiaal, indeling van de zaal en organisatorisch
C
Organisatorisch, wijze van aanbieden en open of gesloten lesgeefsituatie
D
Wijze van aanbieden, indeling van de zaal en organisatorisch
Slide 17 - Quiz
Bij het geven van een spel heeft de lesgever 3 taken:
A
Coachen, deelnemen en begeleiden
B
Spelleider, begeleider en coach
C
Begeleider, scheidsrechter en deelnemer
D
Deelnemer, coach en scheidsrechter
Slide 18 - Quiz
De effectiviteit van goede communicatie bestaat uit 2 aspecten:
A
Kwaliteit en aandacht
B
Kwaliteit en acceptatie
C
Inhoud en acceptatie
D
Inhoud en aandacht
Slide 19 - Quiz
In het zwembad moet je iets duidelijk maken aan een aantal SB-deelnemers. De groep zwemt op de rug 5 meter van je vandaan. hoe kan je dit dan het beste doen?
A
Je articulatie
B
Je taalgebruik
C
Je arm- en handgebaren
D
Je intonatie
Slide 20 - Quiz
Waarom is een goede eigenvaardigheid van de lesgever belangrijk als je lesgeeft aan jeugdige deelnemers?
A
Omdat we tijdens het lesgeefproces 90% van wat we zien onthouden.
B
Om de motivatie van de SB-deelnemers te vergroten.
C
Omdat de lesgever hierdoor beter om kan gaan met winst en verlies.
D
Omdat zo de les gezellig verloopt.
Slide 21 - Quiz
Evaluatie is:
A
Een ontwikkeling van de lesgevers
B
Een ontwikkeling van de lesgevers door middel van feedback door deelnemers en docent.
C
Het verzamelen en interpreteren van informatie met als bedoeling een oordeel te vormen over het resultaat en het verloop van de les
D
Het vaststellen en waarderen (beoordelen) van de kwaliteit van de les en het proces ervan.
Slide 22 - Quiz
Evalueren heeft meerdere functies. Welk van onderstaande antwoorden geeft 3 functies van evalueren weer?
A
Verbeteren volgende les, bijstellen doelstelling en kwaliteit
B
Verbeteren volgende les, bijstellen doelstellingen en reflectie eigen functioneren
C
Verbeteren volgende les, prettig gevoel en input voor begeleiding
D
Verbeteren volgende les, verbeteren lesvoorbereiding en verbeteren beginsituatie.