5.1 t/m 5.3

Planning deze periode
- H5 en H6 (deels).

- Let op het is weer PTA stof. Telt dus mee in je examen dossier.

Het PTA gaat over: H4 t/m H6
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning deze periode
- H5 en H6 (deels).

- Let op het is weer PTA stof. Telt dus mee in je examen dossier.

Het PTA gaat over: H4 t/m H6

Slide 1 - Slide

Arbeid
- Rekenen met arbeid.
- Wanneer verricht een kracht wel of geen arbeid?
- Arbeid in een F,s diagram.

Slide 2 - Slide

Planning
- Start voorkennis.
- Maken praktijk hoofdstuk blz. 53 t/m 55 

Slide 3 - Slide

Praktijk hoofdstuk
- Maken 2 t/m 4
- Bestudeer wel even de theorie.
- Voor vraag 4 heb je ook de formule van de zwaarte energie nodig (zie eventueel paragraaf 2 blz. 63).
- Maak op een A3 blaadje de opdracht in 2 tallen.

Slide 4 - Slide

Deze les
- Uitleg 5.1 en 5.2.
- Opdrachtje maken.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 5.1
1. Je weet wat het begrip arbeid inhoud.
2. Je weet in welke situaties een kracht arbeid verricht.
3. Je kunt berekeningen uitvoeren met de formule voor de arbeid ook bij een niet constante kracht.
4. Je weet wanneer er positieve en negatieve arbeid verricht wordt.

Slide 6 - Slide

Arbeid (leerdoel 1)
- Arbeid: W 

- Definitie: Arbeid = kracht x verplaatsing,  W = F x s

verplaatsing = afstand.

- Eenheid Arbeid:  Nm of Joule.        1 Nm = 1 J.

Slide 7 - Slide

Wanneer verricht je wel / geen arbeid (leerdoel 2)
- Kracht en verplaatsing de zelfde richting hebben (tegengesteld mag ook). Voorbeeldje hieronder.




Slide 8 - Slide

Neem over: Verricht je arbeid in de volgende situaties leg je antwoord uit (leerdoel 2 en 4)
1. Een fietser oefent een spierkracht en daardoor gaat de fietser sneller.
2. Zelfde als bij 1 maar nu met een constante snelheid.
3. Verricht de zwaartekracht arbeid tijdens het fietsen?
4. Kunnen de remmen op de iets ook arbeid verrichten?



Slide 9 - Slide

arbeid uit een F,s diagram (leerdoel 3)
hoe bepaal je de arbeid??

Probeer dit eerst zelf 
check je antwoord bij 
voorbeeldopgave 3 in je boek.

Slide 10 - Slide

Opdracht maak in je schrift (10 min).
Zoek in 5.2 op:
- Formule bewegingsenergie en   zwaarte energie.
- Waar hangen deze energie soorten van af (volgens de formule).
- Welke eenheden horen hierbij. 
- Hoe kun jij door zelf arbeid te verrichten een voorwerp bewegingsenergie geven noem eens een voorbeeld.
- Hoe kun jij door zelf arbeid te verrichten een voorwerp zwaarte energie geven noem eens een voorbeeld.
- Bereken de snelheid van auto m = 1020 kg en bewegingsenergie van 120 KJ
- Bereken de zwaarte energie van een voorwerp van 3,0 kg  15 meter boven de grond.
- Wat betekent het begrip stookwaarde zie ook Binas 28 B.

Slide 11 - Slide

De optrekkende fietser 
Maak een schatting van de 
hoeveelheid arbeid die je 
verricht.

Alle arbeid wordt omgezet in 
bewegingsenergie (m =75 kg).

Bereken de snelheid die de fietser krijgt

Slide 12 - Slide

Planning
- Check leerdoelen 5.1
- Formatieve quizz.
- Oefening paragraaf 5.2.

Slide 13 - Slide

Leerdoelen 5.1
1. Je weet wat het begrip arbeid inhoud.
2. Je weet in welke situaties een kracht arbeid verricht.
3. Je kunt berekeningen uitvoeren met de formule voor de arbeid ook bij een niet constante kracht.
4. Je weet wanneer er positieve en negatieve arbeid verricht wordt.

Slide 14 - Slide

Afvinken leerdoelen 5.1
1. Je weet wat het begrip arbeid inhoud.
2. Je weet in welke situaties een kracht arbeid verricht.
3. Je kunt berekeningen uitvoeren met de formule voor de arbeid ook bij een niet constante kracht.
4. Je weet wanneer er positieve en negatieve arbeid verricht wordt.

Slide 15 - Slide

Korte uitleg 5.2
Leerdoelen:
  • 2 Energie soorten (waarmee je moet rekenen).
  • Blz. 64 staan nog meerdere soorten. (kennen)
  • Begrip Stookwaarde (rekenen en kennen)

Slide 16 - Slide

Hoe hard reed de auto

Slide 17 - Slide

Les 3

- Oefensommetje 5.2
- Uitleg 5.3

HW: 


Slide 18 - Slide

Aantekeningen
W                                                                  Ez


                                                                      Ek



Slide 19 - Slide

Afvinken,
Leerdoelen 5.2,
- 2 Energie soorten (waarmee je moet rekenen).
- Blz. 64 staan nog meerdere soorten. (kennen)
- Begrip Stookwaarde (rekenen en kennen)

Slide 20 - Slide

Planning:
- oefenopdrachtje 5.2.
- Opstart 5.3, daarna afsluitende quiz over 5.1 en 5.2.
Leerdoelen 5.2
- Bewegingsenergie en zwaarte energie .
- Blz. 64 staan nog meerdere soorten. (kennen)
- Begrip Stookwaarde (rekenen en kennen)

Slide 21 - Slide

Een optrekken auto (10 min stil).
Een auto rijdt vanuit stilstand een steile bergweg op.  Massa auto is 1230 kg. De helling is in totaal 85 meter hoog. De weg is in totaal 2,2 km lang. Bij hoogste punt aangekomen rijdt de auto 54 km/h. 
1. Bereken de zwaarte energie en bewegingsenergie in het laagste punt.
2. Zie vraag 1 maar nu voor het hoogste punt.
3. Het verschil tussen vraag 1 en 2 is de verrichte arbeid door de auto.  Bereken deze arbeid.
4. Bereken hoeveel liter benzine dit ritje kost, zoek daarvoor de stookwaarde op van Benzine in binas tabel 28B. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Paragraaf 5.3
Leerdoel:

- Het begrijpen van de WAK. Dus ermee kunnen rekenen én het begrijpen.
WAK = Wet arbeid en kinetische energie.

Voorbeeld hiervoor was eigenlijk opstapje.

Slide 24 - Slide

Startopdracht 5.3
Stel we hebben een optrekkende auto op vlakke (horizontale) 50 meter lange weg. Massa auto is 1000 kg. Motorkracht is 1750 N, wrijvingskracht bedraagt (gemiddeld) 350 N. 
a. Bereken hoeveel arbeid hebben motor en wrijvingskracht verricht.
b. Bereken hoeveel arbeid is er netto verricht.
c. De netto arbeid wordt omgezet in Ek, bereken nu de snelheid. 


Slide 25 - Slide

Deze les
- 2 opdrachtjes over stof van gisteren.
- Daarna korte quiz.

Slide 26 - Slide

Oefenvraag 1
Een bepaalde auto kan optrekken vanuit  stilstand tot 100 km/h. Massa auto is 1320 kg. De gemiddelde motorkracht is 2,5 kN. De wrijvingskracht bedraagt gemiddeld 450 N. Bereken de afgelegde afstand tijdens het optrekken.

Slide 27 - Slide

Oefenvraag 2
Stel je hebt een boek vast en laat het van 10 meter hoogte vallen.  De zwaarte energie bovenin wordt omgezet in bewegingsenergie, bereken met welke snelheid het boek de grond raakt. Bedenk eerst welke energiesoorten er in elkaar worden omgezet. Welke energie heb je bovenin en welke onderin (laagste punt). Maak een schets

Slide 28 - Slide

Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Bewegingsenergie naar stralingsenergie
B
Chemische naar thermische energie
C
Chemische naar bewegingsenergie
D
Elektrische naar stralingsenergie

Slide 29 - Quiz

de kerstman gooit een pakketje op het dak. De energie omzetting is:
A
Ekin -> Ezw
B
Huh, Kinetische energie?
C
Ezw - > Ekin
D
Huh, zwaarte energie?

Slide 30 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met het rendement van een energie-omzetting?
A
Hoeveel winst je ermee maakt
B
Hoe zuinig het apparaat is
C
Hoeveel verlies aan energie er optreedt
D
Hoeveel procent nuttige energie het oplevert

Slide 31 - Quiz

Als je 6000 Joule aan energie omzet in 60 seconde, dan is het vermogen...
A
P = 100 W
B
P = 360000 W
C
P = 0,01 W
D
Dat kun je niet weten

Slide 32 - Quiz

Een ventilator kan 2500 J aan energie omzetten in 50 s tijd. Wat is het vermogen van de ventilator?
A
500 J
B
500 W
C
50 J
D
50 W

Slide 33 - Quiz

Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Energie
P
seconde
Procenten
Joule
J
Watt
W
t
tijd
s
E
Rendement
Vermogen
%

Slide 34 - Drag question

De eenheid van Arbeid is
A
J
B
Nm
C
W
D
J/s

Slide 35 - Quiz

Energie in joule berekenen, dan gebruik ik:
Energie in kWh berekenen, dan gebruik ik:
tijd in uur
tijd in seconde
Vermogen in W
Vermogen in kW

Slide 36 - Drag question

Wanneer wordt er geen arbeid verricht
A
Als F en s tegengesteld zijn
B
Als F en s dezelfde richting hebben
C
F en s loodrecht op elkaar staan
D
In elke situatie wordt arbeid verricht.

Slide 37 - Quiz

Wat is de betekenis van het oppervlak onder een F,s diagram.
A
De gemiddelde kracht
B
De afstand.
C
De verrichte arbeid
D
De helling van de grafiek.

Slide 38 - Quiz