1.1 organismen

1.1 organismen
Organen en cellen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.1 organismen
Organen en cellen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat een organisme is.
- Je kunt negen levenskenmerken van organismen noemen.
- Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is. 

Slide 2 - Slide

Levenskenmerken
- alle levende wezens organismen (bacteriën, schimmels, planten en dieren).
- Organismen kun je herkennen aan de negen levenskenmerken: 
- Organismen kunnen zich voortplanten.
- Organismen kunnen groeien. Soms kan er ontwikkeling plaatsvinden (verandering in de bouw van een organisme), zoals tanden, puberteit etc. 
- organismen reageren op prikkels, zoals bewegen.
- Bij organismen vindt stofwisseling plaats; o.a. voeding, ademhaling en uitscheiding.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Geslachtsorganen die beginnen te werken is een voorbeeld van....
A
groei
B
ontwikkeling
C
stofwisseling
D
reageren op prikkels

Slide 5 - Quiz

Een mens is een voorbeeld van een organisme
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

ademhaling, voeding en uitscheiding zijn een voorbeeld van
A
groei
B
stofwisseling
C
voortplanting
D
bewegen

Slide 7 - Quiz

We spreken pas van ontwikkeling als er een verandering is in de bouw van een organisme
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Stofwisseling 
- In je lichaam worden stoffen omgezet in andere stoffen (stofwisseling), bijv. energie komt vrij. 
levenskenmerken die bij stofwisseling horen:
- organismen voeden zich. Voedingsstoffen zijn nodig om in leven te blijven.  
- Voedingsstoffen worden in het lichaam omgezet, maar hiervoor is zuurstof nodig, via ademhaling. 
- Bij stofwisseling ontstaan er afvalstoffen die het lichaam weer uit moeten. 

Slide 9 - Slide

Plassen is een levenskenmerk, de levenskenmerk die hierbij hoort is:
A
Voeding
B
Uitscheiding
C
Ademhaling

Slide 10 - Quiz

Alle organismen ademen
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Levend, dood en levenloos
- Een organisme is levend. (herkennen aan levenskenmerken)
- Alle organismen gaan dood. (geen levenskenmerken meer).
- Delen van een organisme kunnen ook dood zijn (bijv. blad dat van een boom gevallen is. 
- In de natuur zijn er ook dingen die nooit hebben geleefd, zoals een steen. Dit noem je levenloos (hebben nooit levenskenmerken gehad. 
- Voorbeeld van levenloze dingen;  lucht, steen, water. 

Slide 12 - Slide

Een kat dat geen adem meer haal is levenloos.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een boom dat is omgezaagd is...
A
levend
B
levenloos
C
dood

Slide 14 - Quiz

Een steen waar iemand mee gooit is
A
levend
B
levenloos
C
dood

Slide 15 - Quiz

Een puber die ineens baardgroei heeft, is....
A
Levend
B
levenloos
C
dood

Slide 16 - Quiz

Melk dat uit een geit komt is...
A
levend
B
levenloos
C
dood

Slide 17 - Quiz

Maken
Opdracht 1 t/m 6

Slide 18 - Slide