6V Beco Res. 6.2.3

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

6.4.1

1. 4.000.000 / 180.000
2. 4.000.000 / 200.000

6.4.2
grondstof

1. 900.000 / 180.000
2. 900.000 / 200.000
3. 900.000 / 180.000 x 10
4. 900.000 / 200.000 x 10

6.4.5

1. 180.000 x 123,50
2. 200.000 x 123,50
3. 180.000 x ( 123,50 - 95 )
4. 200.000 x ( 123,50 - 95 )

6.5.1
Bezettingsresultaat?

1. ( 200.000 - 180.000 ) x 20
2. ( 180.000 - 200.000 ) x 20
3. ( 200.000 - 180.000 ) x 75
4. ( 180.000 - 200.000 ) x 75

6.15.4
Welke manier is onjuist?

1. 630.000 - 156.000 - 360.000
2. 180 x ( 3.500 - 2.780 )
3. 129.600 - 15.600
4. 129.600 + ( 180 - 200 ) x ( 156.000 / 20 )

Machinekosten

Bij productie naast grondstoffen en arbeidsuren vaak ook machine-uren nodig. Machinekosten deels constant en deels variabel.

Machine-uurtarief = Cm/Nu + Vm/Bu

Machinekosten

Op het constante deel van het machine-uurtarief kan een budgetresultaat ontstaan: 

Standaardkosten - Werkelijk constante kosten

Su x C/Nu - Cw

Dit budgetresultaat kan bestaan uit:

Bezettingsresultaat: ( Wu - Nu ) x C/Nu

Efficiencyverschil op constante kosten: ( Su - Wu ) x C/Nu

Prijsverschil op constante kosten: Nu x C/Nu - Cw

6.23

Nu

Su

Wu

1.610

1.630

1.650

6.23

Budgetresultaat = 

Standaardkosten - Werkelijk constante kosten

Su x C/Nu - Cw

1.630 x 155 - 242.000 = 

252.650 - 242.000 = 

+ 10.650

6.23

Bezettingsresultaat: ( 1.650 - 1.610 ) x 155 = + € 6.200

Efficiencyverschil op constante kosten: ( 1.630 - 1.650 ) x 155 = - € 3.100

Prijsverschil op constante kosten: 1.610 x 155 - 242.000 = 

249.550 - 242.000 = +€ 7.550

+ 6.200 - 3.100 + 7.550 = + 10.650

Hw. 6.22