Mijn opa zal vanmiddag een appeltaart bakken.
De hond wil steeds op de bank springen.
Dat zal me niet nog eens gebeuren!
Ik heb een blaadje van de kalender gescheurd.
Met een zwaai gooide de directeur de deur dicht.
De politie zwaait bekeuringen uit aan de gracht.
Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.