This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Paragraaf 5
Inkomsten van de overheid
Hoofdstuk 6
De ambtenaar
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Herhalen Hoofdstuk 6 paragraaf 4
Uitleg hoofdstuk 6 paragraaf 5
Samen 2 opdrachten uit de methode
Zelf aan de slag !
Slide 2 - Slide
Wie zorgt ervoor dat het afval wordt opgehaald?
A
de gemeente
B
de provincie
C
het Rijk
Slide 3 - Quiz
Hoe noemen economen voorzieningen zoals wegen, verkeerstunnels en vliegvelden?
Slide 4 - Open question
collectieve sector
particuliere sector
Slide 5 - Drag question
Hoeveel procent van alle werkzame personen in Nederland werkt in de particuliere sector? Rond af op 1 decimaal.
Slide 6 - Open question
Leerdoelen
Ik kan uitleggen welke inkomsten de overheid heeft.
Slide 7 - Slide
Je ziet op de factuur dat je btw moet betalen, maar waar staat btw eigenlijk voor?
A
Betalen Tegen Wil
B
Belasting Toegevoegde Waarde
C
Bijzonder Toegevoegde Winst
D
Bekoelde Taxatie Wet
Slide 8 - Quiz
BTW = Belasting Toegevoegde waarde = Belasting die consumenten betalen bij de aankoop van goederen en diensten.
Inkomstenbelasting = Belasting die mensen betalen over hun inkomen.
Vennootschapsbelasting = Belasting die bedrijven betalen over hun winst.
Accijns = Belasting waarmee de overheid de consumptie van een product probeert af te remmen.
Niet-belastingmiddelen = Alle inkomsten van de overheid die geen belastingen en sociale premies zijn.
Slide 9 - Slide
In Nederland was in maart 2019 de gemiddelde prijs van een pakje van 20 sigaretten €6,19, waarvan €3,81 accijns en €1,07 btw. Waarom zit er accijns op een pakje sigaretten?
Slide 10 - Open question
Ik heb een bedrijf en maak hiermee winst. Wat voor soort belasting betaal ik over de winst?
A
Btw
B
Inkomstenbelasting
C
Vennootschapsbelasting
Slide 11 - Quiz
Een kapsalon rekent € 22,50 exclusief btw voor een knipbeurt. De knipbeurt valt onder het lage btw-tarief, je betaalt dus 9% btw. Hoeveel kost de knipbeurt inclusief btw?