... je weet hoe je verwijzingen moet schrijven (alle/allen, beide/beiden).
(Waarom ook alweer? In de dorpskrant verwerk je 4 verwijzingen naar keuze.)
Slide 2 - Slide
Aan het einde van deze les...
... weet je weer hoe je samenstellingen moet schrijven.
Waarom ook alweer?
In de dorpskrant verwerk je 4 samenstellingen naar keuze.
Slide 3 - Slide
Samenstellingen
Om een samenstelling te vormen, moet je soms letters tussen de woorddelen toevoegen. In het volgende overzicht vind je de regels voor deze tussenletters.
Zonnestraal
Sterrenstof
🌅
đźŚ
Slide 4 - Slide
schrijf -(e)n-
Wel een tussen -(e)n-
Als het eerste deel van de samenstelling
- een zelfstandig naamwoord is...,
- ...dat alleen een meervoud op -n of -en heeft.
Slide 5 - Slide
schrijf geen-n-
Geen tussen -(e)n-
Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft (voorbeeld: roggebrood, ereplaats)
Als het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud op -s heeft (voorbeeld: aspergebed, etagewoning)
Als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op-s en -n heeft (voorbeeld: lindebloesem, aktetas)
Slide 6 - Slide
schrijf geen -n-
Als het 1ste deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is. (voorbeeld: huilebalk, rodekool)
Als het 1ste deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt. (voorbeeld apetrots, reuzeleuk)
Als het 1ste deel van de samenstelling een unieke persoon of zaak is. (voorbeeld: zonnebank, Koninginnedag)
Als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. Soms lijkt een woord een samenstelling, maar is het dat nooit geweest (voorbeeld: schattebout, spillebeen)
Slide 7 - Slide
schrijf -s-
Als je die klank hoort.
Als het tweede woorddeel begint met een sisklank, kun je de klank niet horen. Vervang het tweede woorddeel, zodat je hoort of je een tussen-s moet schrijven.
Voorbeeld:
dus ook:
dorpskern, reddingsboot
dorpsstraat, reddingsschip
Slide 8 - Slide
Heb je het nog niet helemaal begrepen, bekijk dan thuis het filmpje op slide 10 en 11.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
rijst+vlaai
Slide 12 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
montage+ afdeling
Slide 13 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
ruimte+ gebrek
Slide 14 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
stad +schouwburg
Slide 15 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
plat + grond
Slide 16 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
knarsen+ tanden
Slide 17 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
geboorte + golf
Slide 18 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
dag+ raad
Slide 19 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
gerst+pap
Slide 20 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
paard+ staart
Slide 21 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
opname+ wagen
Slide 22 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
hart+ lust
Slide 23 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
verkeer+ slachtoffer
Slide 24 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
tarwe+ korrel
Slide 25 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
spin+web
Slide 26 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
slijtage+ plek
Slide 27 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
recht+ zaal
Slide 28 - Open question
Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
collecte + bus
Slide 29 - Open question
Lesdoel behaald?
Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van samenstellingen.