4v Lezen blok 3 opdr. 3
1 / 32
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ik heb mijn huiswerk..
A
..helemaal af.
B
..deels af.
C
..niet gemaakt.
D
Hadden we huiswerk?
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
1A: In welke alinea wordt het woord 'steenkolenengels' verder toegelicht?
A
Alinea 2
B
Alinea 7
C
Alinea 8
D
Alinea 9
Slide 4 - Quiz
1B: Wat betekent 'steenkolenengels'
A
Engels op een heel hoog niveau.
B
Een armzalig soort Engels met een beperkt woordenschat.
C
American English
D
British English
Slide 5 - Quiz
2A: Steriel betekent in deze context..
A
dor, armoedig, droog
B
schoon
C
vrij van bacteriën
D
groot
Slide 6 - Quiz
2B: Finesses betekent in deze context..
A
opzichten
B
talen
C
dialecten
D
fijne onderscheidingen, nuances, details
Slide 7 - Quiz
3A: Wat is de oorspronkelijke betekenis van 'lingua franca'?
A
Een buitenlandse taal
B
Het Frans
C
De Frankische taal (die werd gesproken in de tijd van Karel de Grote)
D
Engelssprekende Franstaligen
Slide 8 - Quiz
3B: Wat betekent 'lingua franca' nu?
A
De moedertaal
B
Een gemeenschappelijke taal (nu: Engels)
C
Een vreemde taal
D
Een tweede taal
Slide 9 - Quiz
4: Welke twee functies kun je aanwijzen in de inleidende alinea?
A
Aanleiding noemen en onderwerp aanduiden
(A en C)
B
Aanleiding noemen en anekdote vertellen (A en B)
C
Opbouw aankondigen en lezers welwillend stemmen
(D en E)
D
Onderwerp aanduiden en lezers welwillend stemmen
(C en E)
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
6: In alinea 2 heeft de schrijver het over tegenstanders. Wat is het standpunt van deze tegenstanders?
A
Engels moet de voertaal in het hoger onderwijs worden.
B
Engels moet NIET de voertaal in het hoger onderwijs worden.
C
Engels moet helemaal afgeschaft worden in het hoger onderwijs.
D
Engels moet op een lager niveau onderwezen worden.
Slide 13 - Quiz
7: Hoe is de geciteerde argumentatie in het citaat opgebouwd?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Ik weet het even niet.
Slide 14 - Quiz
8: Welk argumentatieschema herken je in alinea 3?
A
kenmerk of eigenschap
B
voor- en nadelen
C
vergelijking
D
oorzaak en gevolg
Slide 15 - Quiz
9: Welk type argument bevat de geciteerde zin? Een argument op basis van:
Slide 16 - Open question
10: Welk type argument bevat de geciteerde zin? Een argument op basis van:
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
12: Alinea 7 eindigt met twee vragen. Hoe noem je dit soort vragen?
A
Goede vragen
B
Ironische vragen
C
Retorische vragen
D
Concluderende vragen
Slide 19 - Quiz
13: Hoe is de redenering in alinea 8 opgebouwd?
Slide 20 - Open question
Lees de tekst nog een keer (globaal) en noteer hieronder de woorden die je niet kent:
Slide 21 - Open question
Deze opdracht was..
A
..echt makkelijk.
B
..wel te doen.
C
..moeilijk.
D
..heel moeilijk.
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Algemene uitspraak en voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Kenmerk of eigenschap
Slide 25 - Quiz
Nederland moet meer investeren in duurzaamheid, want Duitsland doet dat ook.
A
Algemene uitspraak en voorbeeld
B
Vergelijking
C
Voor-nadelen
D
Kenmerk of eigenschap
Slide 26 - Quiz
Het wordt warmer op aarde en dat komt door het Broeikaseffect.
A
Algemene uitspraak en voorbeelden
B
Oorzaak en gevolg
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voor- en nadelen
Slide 27 - Quiz
Als je elke dag vlees eet, dan ben je niet bezig met de milieuproblematiek.
A
Kenmerk of eigenschap
B
Oorzaak en gevolg
C
Vergelijking
D
Algemene uitspraak en voorbeeld
Slide 28 - Quiz
Mobiele telefoons moeten tijdens de les uit staan. In het theater en in de bioscoop moet dat namelijk ook.
A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
De toets over lezen Blok 1, 2 en 3..
A
..wordt een makkie!
B
..wordt moeilijk!
C
We zien het wel..
D
Hebben we een toets?
