VH12B-Meetkundig redeneren

VH12B Meetkundig redeneren
1 / 17
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

VH12B Meetkundig redeneren

Slide 1 - Slide

F-hoeken, Z-hoeken en X-hoeken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Gelijkvormige driehoeken
Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan
  • De OVEREENKOMSTIGE hoeken zijn gelijk.
  • De OVEREENKOMSTIGE zijden zijn met dezelfde factor vermenigvuldigd.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

hoek 1 en 3 zijn
A
tegenover elkaar liggende hoeken
B
overstaande hoeken
C
Gestrekte hoeken
D
Tegengestelde hoeken

Slide 6 - Quiz

Hoek 2 en 3 zijn samen
A
360 graden
B
180 graden
C
Gestrekte hoek
D
90 graden

Slide 7 - Quiz

Alle hoeken van een vierhoek zijn samen
A
180 graden
B
Altijd verschillend
C
540 graden
D
360 graden

Slide 8 - Quiz

Zijn deze vierhoeken gelijkvormig?
A
Ja, dat zie je zo.
B
Nee, dat kun je niet weten.
C
Ja, overeenkomstige hoeken zijn gelijk.
D
Ja, overeenkomstige hoeken zijn gelijk en de factor is 1,5.

Slide 9 - Quiz

hoe groot is hoek D1?
A
104 graden
B
76 graden
C
50 graden
D
256 graden

Slide 10 - Quiz

De hoeken A noemen we...
A
Evenwijdige hoeken
B
Dezelfde hoeken
C
f-hoeken
D
Z-hoeken

Slide 11 - Quiz

Deze hoeken A noemen we ....
A
Z-hoeken
B
Zigzaghoeken
C
Tegenovergestelde hoeken
D
Dezelfde hoeken

Slide 12 - Quiz

De figuur hiernaast heet een trapezium, omdat...
A
Heeft 4 hoeken, maar is geen rechthoek
B
2 verschillende zijkanten heeft
C
2 evenwijdige zijden heeft
D
Alle zijden evenwijdig lopen

Slide 13 - Quiz

Wat herken je in dit gebouw?
A
F-hoeken
B
Z-hoeken
C
Trapezium
D
Alle drie

Slide 14 - Quiz

Welke voorwaarde is waar voor het bewijzen van gelijkvormigheid bij vierhoeken?
A
Alléén voorwaarde 1 is waar
B
Voorwaarde 1 en 2 zijn waar
C
Alléén voorwaarde 2 is waar
D
Één van beide voorwaarden is voldoende

Slide 15 - Quiz

Als driehoeken gelijkvormig zijn, hebben ze altijd gelijke hoeken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Congruent betekent:
A
Ze zijn gelijkvormig
B
Ze hebben dezelfde oppervlakte
C
De vorm is precies hetzelfde
D
Ze lijken op elkaar.

Slide 17 - Quiz