Toets thema 3 groep 7

• Geschiedenis
• Basisschool
• Groep 7,8

1

2

3

4

5

Romeinen maken ruzie wie keizer mag worden.

De vader van Augustulus komt aan de macht.

Augustulus wordt gevangen gezet

Een Germaan wordt de baas over het Romeinse Rijk.

Het Romeinse Rijk valt uit elkaar.

Wat gebeurde tijdens de Grote Volksverhuizing?

1. Volkeren trokken naar Rome.
2. De Hunnen gingen in Nederland en Belgie wonen.
3. Romeinen gingen naar Constantinopel.
4. volkeren vluchtten en trokken rond.

Waar of niet waar?
Clovis was de leider van de Hunnen.

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
De Franken waren één van de grootste Germaanse stammen.

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Karel de Grote werd in het jaar 500 tot keizer gekroond.

1. waar
2. niet waar

Hoort de zin bij Karel de Grote?
Beschermer van de paus.

1. ja
2. nee

Hoort de zin bij Karel de Grote?
Eerste keizer na de Romeinse keizers

1. ja
2. nee

Hoort de zin bij Karel de Grote?
gelooft in meerdere goden

1. ja
2. nee

Hoort de zin bij Karel de Grote?
Door de paus tot keizer gekroond.

1. ja
2. nee

Hoort de zin bij Karel de Grote?
Woonde in Rome

1. ja
2. nee

Waarom werden in de Middeleeuwen klooster ingericht?

1. Omdat het moeilijk was om anders christen te zijn.
2. Mensen wilden niet meer in kleine huizen wonen.
3. Om een plek te hebben om God offers te brengen.

Wat is een heiden?

1. Iemand die andere goden vereert dan God.
2. Iemand die geen lid is van de kerk.
3. Iemand die zegt dat hij in God gelooft, maar dat niet doet.

Bekeerde veel Friezen.

Kreeg een opdracht van de paus.

Woonde in een klooster in Utrecht

Bekeerde veel Germanen

Hakte een heilige boom om.

Werd door Friezen vermoord

refter

cel

kloostertuin

kloostergang

Waar of niet waar?
De mensen in een klooster moesten ook werken.

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
De nonnen en monniken zaten bij elkaar in 1 klooster,

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Het leven in een klooster was iedere dag anders.

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Monniken gingen elke week 1 keer naar de kerk om te bidden.

1. waar
2. niet waar

Monniken bewaarden de ideeën van de Romeinen en de christenen. Hoe deden zij dat?

1. Ze maakten er liedjes over.
2. Ze maakten er wandkleden over.
3. Ze schreven bestaande teksten over.
4. Ze vertelden er verhalen over.

Bendictus was een monnik die een klooster stichtte. Wat hoort niet bij de belofte?

1. Kuis leven
2. Leven in armoede
3. Leven in gehoorzaamheid
4. Leven in eenzaamheid.