Tijdens de ijstijd had Nederland een
koud toendraklimaat. waarin bijna niets groeide.
Er waren veel rivieren die er anders uitzagen dan nu. In de zomer afvoer van smeltwater( breed rivierbed) vanuit Europese middelgebergte.
Op het vlakke, niet begroeide landschap zocht het snelstromend water steeds een nieuwe weg omdat gedeeltes dichtslibde. > vlechtende rivier.
overal sedimenteert zand en grind waardoor een brede puinwaaier ontstaat