Grammatica woordbenoemen 1 Th Assink

Wat gaan we vandaag doen?

  • Even terugkijken: Grammatica Blok 3

  • Extra Oefenen
  • Vragen?

  • wat hebben we geleerd?
  • afsluiten


1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?

  • Even terugkijken: Grammatica Blok 3

  • Extra Oefenen
  • Vragen?

  • wat hebben we geleerd?
  • afsluiten


Slide 1 - Slide

DOEL

Je kunt de volgende woordsoorten herkennen:

- zelfstandige naamwoorden
- lidwoorden
- werkwoorden
- bijvoeglijke naamwoorden


Woordsoorten

Slide 2 - Slide

zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Slide

zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Waar staat GEEN zefstandig naamwoord?
A
bloemen
B
hapjes
C
regenen
D
paard

Slide 6 - Quiz

Waar staat WEL een zelfstandig naamwoord?
A
mooi
B
loop
C
kapot
D
huis

Slide 7 - Quiz

LIDWOORD

Slide 8 - Slide

lidwoord
De, het, een

  • Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord

  • Bepaald lidwoord: de, het
  • Onbepaald lidwoord: een

Slide 9 - Slide

Het waait.

Het =
A
Een lidwoord
B
Geen lidwoord

Slide 10 - Quiz

Waar staat geen lidwoord?

A
Het meisje
B
De huizen
C
Het regent
D
Een automonteur

Slide 11 - Quiz

Waar staat WEL een lidwoord?
A
Het sneeuwt
B
Het is donker
C
Het hagelde gister
D
Het jongetje

Slide 12 - Quiz

Werkwoorden

Slide 13 - Slide

Werkwoord

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Werkwoorden:
-Zijn dingen die je kunt doen: lopen, fietsen, bakken
-Er gebeurt iets: Het sneeuwt buiten (SNEEUWEN)
-Iemand IS iets: Piet is bakker (van het werkwoord ZIJN)
-Werkwoorden kunnen veranderen en geven de tijd aan: 
   Ik loop naar school, ik liep naar school
-In één zin kunnen meerdere werkwoorden staan:
De juf heeft een iedereen een proefwerk laten maken.

Slide 17 - Slide

Wat is GEEN werkwoord
A
lopen
B
huil
C
danste
D
tafeltje

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 19 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
-Ze vertellen iets over het zelfstandige naamwoord.

- Het geeft iets aan over de eigenschap, toestand of kenmerk van het zelfstandige naamwoord.

... de rode auto
... het meisje is blond

Slide 20 - Slide

In welke zin staat GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
Daar staat een rode auto
B
Het meisje heeft mooi haar
C
Pietje loopt naar school
D
Ik ga nieuwe schoenen kopen

Slide 21 - Quiz

Waar staat GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
ijsje
B
groene
C
bijzondere
D
nieuwe

Slide 22 - Quiz

Terugblik 1
Zelfstandig naamwoord:  
  • meestal mens, dier, plant, ding
  • je kunt er vaak lidwoord voor zetten
Lidwoord:                                
  • de, het, een 
  • staat voor zelfstandig naamwoord
  • als HET voor een werkwoord staat is het  geen lidwoord

Slide 23 - Slide

Terugblik 2
Werkwoord:  
  • doet iets
  • kunnen veranderen, en geven de tijd aan. 
Bijvoeglijk naamwoord:                              
  • geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord
  • een eigenschap of kenmerk

Slide 24 - Slide

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 25 - Open question

Bedankt!

Slide 26 - Slide