Grammatica 2 woordbenoemen 1 Th

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

• Even terugkijken: Grammatica Blok 3 les 2


• Extra Oefenen
• Vragen?


• wat hebben we geleerd?
• afsluiten

DOEL

Je kunt de volgende woordsoorten herkennen:

- bijvoeglijke naamwoorden

- voorzetsels

Woordsoorten

Terugblik Werkwoorden:

-Zijn dingen die je kunt doen: lopen, fietsen, bakken

-Er gebeurt iets: Het sneeuwt buiten (SNEEUWEN)

-Iemand IS iets: Piet is bakker (van het werkwoord ZIJN)

-Werkwoorden kunnen veranderen en geven de tijd aan: 

   Ik loop naar school, ik liep naar school

-In één zin kunnen meerdere werkwoorden staan:

De juf heeft een iedereen een proefwerk laten maken.

Wat is GEEN werkwoord

1. lopen
2. feesten
3. voetballen
4. kinderen

Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijk naamwoord

-Ze vertellen iets over het zelfstandige naamwoord.

- Het geeft iets aan over de eigenschap, toestand of kenmerk van het zelfstandige naamwoord.

... de rode auto

... het meisje is blond

In welke zin staat GEEN bijvoeglijk naamwoord?

1. Daar staat een rode auto
2. Het meisje heeft mooi haar
3. Pietje loopt naar school
4. Ik ga nieuwe schoenen kopen

Waar staat GEEN bijvoeglijk naamwoord?

1. ijsje
2. groene
3. bijzondere
4. nieuwe

VOORZETSEL

Voorzetsel

• Voorzetsels staan in zinsdelen waarbij je een vraag kunt stellen als waarin, waaronder, waarmee of waardoor. 
  
• Bijvoorbeeld; van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs.
• Je kunt vaak een voorzetsel invullen bij ...de kamer’, ‘... het feest’ of ‘... het bureau’.
  
• Een voorzetsel staat nooit los in een zin; het is altijd een onderdeel van een zinsdeel
  

Bij welke letter staat GEEN voorzetsel?

1. In de tuin
2. Op de kast
3. Tijdens het feest
4. Het gele jasje

Terugblik 

Bijvoeglijk naamwoord:                              

• geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord
• een eigenschap of kenmerk

Voorzetsel

• Onderdeel van een zinsdeel
  
• Staat meestal bij zelfstandig naamwoord
  
• Geeft vaak informatie over de plaats of de tijd.
  

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Bedankt!