Griftland V3 du les 4, K2: ontleden en naamvallen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herzlich Willkommen 

im Deutschunterricht

Freitag 20. Januar 2023

Woche 3 - Winter

Du brauchst:

- deinen Laptop

- einen Stift

Wie geht es dir?

Gutenmorgen!

Was machen wir heute?

- Aktuelles (schreiben...)

- Grammatik: Satzanalyse

 - zum Schluß: Grammatik-Spiel bis jetzt und Wörter Kap 2

Am Ende dieser Stunde...

- können sie sich einander Komplimente geben;

- weißt du wieder wie du Sätze analysiert

Woche der süßen Noten

02:30

Was ist das Unterschied zwischen "mag" und "liebe"
(2 antwoorden goed)

1. "mag" is intenser dan "liebe"
2. "liebe" is intenser dan "mag"
3. de een is een modaal werkwoord en de ander een zwak
4. de een is een modaal werkwoord en de andere een zwak

02:50

In welchem Fall steht "mir" ?

1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

00:47

Wer weiß noch was ein "Akkusativ" ist?

00:59

Was ist ein "Infinitiv" ?

Was ist ein gutes Kompliment?

Was ist ein schlechtes Kompliment?

Komplimente 

AUSSEHEN: 

- Du siehst heute echt toll aus

- Ich mag deine Schuhe 

- Deine Jacke ist geil!

VERHALTEN / CHARAKTEREIGENSCHAFTEN:

- Schön, dass es dich gibt.

- Du bist nett / ich finde dich sportiv.

- Ich mag deinen Sinn für Humor.

- Du bist freundlich

- Mir gefällt deine Hilfsbereifschaft

- Du kannst gut zuhören.

SATZANALYSE (S. 67-68)

Zinsontleding 

Het kind geeft de lieve vrouw een bos bloemen.

• gezegde?
  
• geeft
  
• Wie/wat geeft? 
  
• het kind = het onderwerp
  
• Wat/wie geeft het kind? 
  
• een bos bloemen = het lijdend voorwerp
  
• Aan wie geeft het kind een bos bloemen?
  
• de lieve vrouw = het meewerkend voorwerp
  

In het Duits staat ieder zinsdeel in een naamval. 

zinsontleding

In het Duits: 

• Wie/wat + gezegde = het onderwerp (1e naamval) - nominativ
• Wat + gezegde + onderwerp = het lijdend voorwerp (4e naamval) - akkusativ
• Aan/voor wie + gezegde + onderwerp = het meewerkend voorwerp (3e naamval) - dativ

• Het Duits heeft ook een 2e naamval. Die geeft een bezitsrelatie aan. 

zinsontleding

Ich backe eine Torte.

Ontleed de bovenstaande zin.

• backe = gezegde 

• Wie/wat backe? - Ich = het onderwerp

• Wat backe ich? - eine Torte = het lijdend voorwerp

Wil je de kerktoren beklimmen?
Wat is 'de kerktoren' in de zin?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Vandaag eet ik geen vlees.
Wat is 'ik' in de zin?

Ik heb genoeg brood.
Wat is 'genoeg brood' in de zin?

LIJDEND VOORWERP: 4e naamval

ich - ik <> mich - mij

du - jij <> dich - jou

er - hij <> ihn - hem

sie - haar <> sie - haar

es - het <> es - het

wir - wij <> uns - ons

ihr - jullie <> euch -jullie

sie/Sie - zij/u <> sie/Sie - ze/hun/u

personal pronomen

du

ich

er

sie

es

wir

ihr

sie/Sie

dich

mich

ihn

es

sie

uns

sie/Sie

euch

Bedeutung

mich

es

uns

euch

sie (mv)

sie (ev)

dich

Sie

ihn

wen?

mij

haar

wij

jou

hen

het

jullie

u

hem

wie?

DOFEGUB?

Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval  

        

De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel:        lijdend voorwerp/Akkusativ

                                                                                    

                     

                        durch   ohne    für    entlang    gegen   um   bis

                            ezelsbruggetje =  DOFEGUB

                                  

D

O

F

E

G

U

B

zonder / ohne

door / durch

voor / für

tegen / gegen

om / um

tot  / bis

langs / entlang

ernaast / daneben

onder / unter

dankzij / dank

Bis nächste Woche!