– als je een pauze hoort
Tja, wanneer schrijf je een komma?
– bij een opsomming
We zijn open op maandag, dinsdag en donderdag
– tussen bijvoeglijke naamwoorden
een prachtige, fantastische, onvergetelijke avond
– tussen twee persoonsvormen
Waar hij is, weet niemand.
– voor- en nadat je iemand aanspreekt
Hé, pannenkoek, kijk eens uit.