Thema 2 B5 Weefselvloeistof en lymfe

Thema 2

Transport


B5
Weefselvloeistof en lymfe
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2

Transport


B5
Weefselvloeistof en lymfe

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Herhaling B4 (5 minuten)
  • Leerdoelen B5 (1 minuut)
  • Uitleg B5 'Weefselvloeistof' (10 minuten)
  • Zelfstandig opdracht 56 t/m 59maken (max. 15 minuten)
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste (5 minuten)
  • Lesafsluiter B5 (5 minuten)

Eerder klaar?
 
  • Neem context Leefwereld 'Internist-hematoloog' en maak de bijbehorende 
    opdrachten 60 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Leerdoel B5

9. Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

0

Slide 6 - Video

Weefselvloeistof
  • Plasma-eiwitten met relatief grote moleculen kunnen haarvaten niet verlaten  (colloïd-osmotische druk)
  • Begin haarvaten bloeddruk hoger dan colloïd-osmotische druk, vocht wordt uit haarvaten naar weefsels geperst (filtratie)
  • Aan eind haarvaten is bloeddruk gedaald en en wordt lager dan colloïd-osmotische druk
  • Dit zorgt voor absorptie (weefselvloeistof weer opgenomen in bloed)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Lymfe
  • Niet alle weefselvloeistof komt weer terug het haarvat in
  • Lymfeknopen/lymfeklieren met name in hals, oksel en liezen
  • Rechterlymfestam en borstbuis

Slide 10 - Slide

Het lymfesysteem
  • Niet alle weefselvleoistof komt weer terug het haarvat in
  • Fijne ymfevaten verenigen zich tot grotere lymfevaten
  • Lymfevaten bevatten kleppen
  • Lymfesysteem voert de lymfe via rechterlymfestam en borstbuis weer terug naar bloedvatenstelsel 
  • Lymfeknopen (lymfeklieren) zuiveren de lymfe van o.a. ziekteverwekkers

Slide 11 - Slide

Oorzaken oedeem
Ophoping van weefselvloeistof in weefsel door:
  • het afsterven van cellen komen grote hoeveelheden 
       eiwitten in de weefselvloeistof voor, waardoor de 
       colloïd-osmotische druk van de weefselvloeistof stijgt
  • Te weinig eiwit in het bloedplasma
  • De lymfevaten kunnen verstopt raken
  • Een te hoge bloeddruk, waardoor te veel weefsel-
       vloeistof uit het haarvat geperst wordt en te weinig 
       weer teruggeresorbeerd

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Een video over aangeboren hartafwijkingen?






Vaak contexten bij eindexamens

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Huiswerk
  • Maak opdracht 56 t/m 59

  • Oefen de Flitskaarten en controleer de leerdoelen 
van B5 met de Test Jezelf

Klaar?
  • Neem de Context 'Internist-hematoloog' door en 
maak opdracht 60

Slide 17 - Slide

Video ter voorbereiding op
PO Anatomie van het hart

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Lesafsluiter B5
9. Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten.

Slide 20 - Slide

Welke van de volgende stoffen kan niet vrij een haarvat in en uit bewegen?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
eiwitten

Slide 21 - Quiz

Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.
A
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
B
In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
C
In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
D
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen

Slide 22 - Quiz

Vier gebeurtenissen zijn:
1) de bloeddruk in de ader van het orgaan daalt,
2) de bloeddruk in de ader van het orgaan stijgt,
3) de bloeddruk in de slagader van het orgaan daalt,
4) de bloeddruk in de slagader van het orgaan stijgt.
Door welke van deze gebeurtenissen vindt een toename plaats van de hoeveelheid lymfe die uit dit orgaan wordt afgevoerd?
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 4

Slide 23 - Quiz

Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 24 - Quiz

Wat wordt er weergegeven met de blauwe pijlen?
A
Bloeddruk
B
Lymfe
C
Osmotische druk
D
Plasma

Slide 25 - Quiz

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
witte bloedcellen
B
afvalstoffen
C
rode bloedcellen
D
zuurstof

Slide 26 - Quiz

Hoe kan oedeem ontstaan?
A
te weinig eiwitten in voeding
B
verstopte lymfevaten
C
hoge bloeddruk
D
A, B en C zijn allemaal goed

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Link

Wat waren je scores bij de drie oefentoetsen?

Slide 29 - Open question

Op de volgende bladzijden vind je 
nog een video ter herhaling van 
het hele thema

Slide 30 - Slide

0

Slide 31 - Video