This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Agenda deze week
Slide 1 - Slide
Kies één van deze producten en bedenk in tweetallen zoveel mogelijk eigenschappen van het product. Schrijf deze op losse papiertjes.
+/- 3 minuten
Een product is het geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een goed of dienst.
Verdeel de eigenschappen in materiële (links) en immateriële eigenschappen (rechts).
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Maak een foto van jullie uitwerking:
Slide 4 - Open question
Materiële vs. immateriële eigenschappen
Materiële eigenschappen:
Eigenschappen die in het product zelf aanwezig zijn (zoals vorm, gewicht, smaak en capaciteit) en de eigenschappen die de producent heeft toegevoegd (zoals verpakking en service).
Immateriële eigenschappen:
Eigenschappen die de consument aan het product verbindt (zoals status, imago, exclusiviteit en goede naam).
Kijk terug naar de eigenschappen van het gekozen product. Moeten er nog eigenschappen verplaatst worden?
materiële (links) en immateriële eigenschappen (rechts).
Slide 5 - Slide
Agenda deze week
Slide 6 - Slide
Merken: Verschil?
Slide 7 - Open question
Merken
A-merk
B-merk
Bekend merk en staat (meestal) goed bekend
Producent zorgt voor reclame
Op veel plaatsen te koop --> groot marktaandeel
Vaak op ooghoogte
Wat minder bekend merk
Goedkoper
Op minder plaatsen te koop
Vaak op kniehoogte
Segmentatie!
Huismerk: product onder naam van detaillist aangeboden (= ook private label en paraplumerk)
Private label: fabrikant produceert in opdracht van een ander. Opdrachtgever kiest merknaam.
Paraplumerk: Leverancier brengt al zijn producten onder één naam op de markt
Slide 8 - Slide
Agenda deze week
timer
10:00
Slide 9 - Slide
Agenda deze week
Slide 10 - Slide
Plaats de producten op de plaats in de productlevenscyclus waarvan jij denkt dat deze het beste past.
Slide 11 - Drag question
Levenscyclus: waar past het product?
Introductiefase
Meest kritieke fase: slaat het product aan?
Relatief hoge prijs (om ontwikkelkosten terug te verdienen)
Vaak 1 verkooppunt en weinig varianten
Weinig winst of verlies
Concurrentie kijkt aandachtig mee
Groeifase
Omzet neemt snel toe
Prijs daalt, door productie op grotere schaal
Product verbeterd + meer varianten
Minder promotie --> consument vraagt naar product
Winst neemt snel toe
Concurrentie komt met gelijksoortig product
Rijpheidsfase
Tempo van groei afzet neemt af
Nog meer varianten
Prijs daalt vanwege concurrentie
Weer meer promotie --> consument vraagt naar product
Winst neemt langzaam toe
Concurrentie heeft ook vaste plaats op de markt
Verzadigingsfase
Vrijwel geen groei
Prijs stabiel
Winst daalt al enigszins
Veel concurrentie
Product verbeteren --> nieuw product --> nieuwe levenscyclus
Neergangsfase
Omzet en winst dalen snel
Minder varianten
Minder verkooppunten
Promotiekosten teruggebracht
Heeft het bedrijf gewonnen van de concurrenten?
Slide 12 - Slide
Agenda deze week
Slide 13 - Slide
Manon verkoopt schilderijen en lijsten. In eerste instantie verkoopt zij 200 schilderijen voor 50 euro per stuk. Het loopt zo goed dat zij overweegt de prijs te verhogen naar 75 euro per stuk, de vraag zal hierdoor dalen naar 100 schilderijen. Bereken de prijselasticiteit:
Slide 14 - Open question
Prijselasticiteit
Slide 15 - Slide
Wanneer er sprake is van een prijselastische vraag, zal bij een prijsstijging de totale opbrengst .......................
Dit komt doordat de gevraagde hoeveelheid procentueel ........................ daalt dan de prijs procentueel is gestegen.
Wanneer er sprake is van een prijsinelastische vraag, zal bij een prijsstijging de totale opbrengst .......................
Dit komt doordat de gevraagde hoeveelheid procentueel ........................ daalt dan de prijs procentueel is gestegen.
dalen
stijgen
minder
meer
Slide 16 - Drag question
Manon verkoopt schilderijen en lijsten. In eerste instantie verkoopt zij 200 schilderijen voor 50 euro per stuk. Het loopt zo goed dat zij overweegt de prijs te verhogen naar 75 euro per stuk, ook de vraag naar lijsten zal afnemen en wel met 20%. Bereken de kruiselingse prijselasticiteit:
Slide 17 - Open question
Kruiselingse prijselasticiteit
Slide 18 - Slide
Agenda deze week
Let op: 24.6 mag je overslaan!
§24.4:
Elasticiteit weggezakt? Kijk het bovenstaande filmpje en maak (+ kijk na) daarna opdracht 10, 11, 13 t/m 16
Elasticiteit ken ik nog goed. Maak (+kijk na) opdracht 11, 15 en 16