ONZE OUDSTE.
Marten is ons oudste kind:
Wat zal van Marten groeien?
Een man van geld of van bewind
Veel koeien en veel moeien?
Een man van tabberd, zwaard, of pen?
Een man, gelijk ik zelver ben?
Een rijmelaar of preeker?
’t Is alles gansch onzeker.
Maar schoon dit onzeker zij
En lang onzeker blijve:
Dit, oudste Jongen! hopen wij
Dat vast sta en beklijve:
Dat ge edel, eerlijk, vroed en vroom
Een Man wordt, zonder blaam of schroom,
In woord en daad waarachtig,
En aan zijn God gedachtig.