a De verteller van Noodlot.
b “wat er verder gebeuren zou, zou gebeuren, onherroepelijk, noodlottig”. Bertie heeft geen vrije wil: “ik werd er toe gedwongen, door machten buiten me”.
c Nee, Bertie vindt dat machten buiten hem zijn gedrag bepalen.
d Het noodlot is onherroepelijk, er is niet aan te ontkomen.
e Bertie verschuilt zich achter de deterministische factor erfelijkheid (race). Dat blijkt onder andere uit: “Maar kan ik er iets aan doen, dat ik zo ben? Ik word geboren, zonder het te vragen; ik krijg hersens zonder het te willen…” of “ik ben zoals ik ben, ik kan het niet helpen, dat ik zo ben”.
f De vriendschap wordt geïdealiseerd in “Het offer der vriendschap”. De vriendschap wordt vooral in Noodlot als bedrog voorgesteld. Bertie heeft Frank bedrogen en misleid.